SUBDOMEIN 6: MASSACULTUUR
B: CKV
3 opdrachten in relatie tot onderwerp Massacultuur (CKV 2)
THEMA-OPDRACHT 1: HET ALLEDAAGSE
1A: collage,computermontage, assemblage (=
ruimtelijke collage)
1B: collage,computermontage, dessin met sjablonen
Stappenplan 1A + 1B:
1: Begin met brainstormen: maak een
heleboel kleine schetsen op 3 x a4 of op 1 x a2. Schrijf bij elk idee ook in woorden
op waar je aan denkt. ( 1 CU + evt. Huiswerk)
2: Verzamel plaatjes uit
tijdschriften die met het thema te maken hebben, en kijk of je daaruit een vorm
kunt ontwikkelen. Schrijf bij elke stap heel nauwkeurig op HOE en WAAROM je tot
bepaalde keuzes bent gekomen ( dat stop je in je logboek - zie aanwijzingen
t.a.v. logboek) ( 2 CU + huiswerk)
3: Dan ga je een selectie maken uit
de tijdschriftenafbeeldingen, en die ga je inscannen.
We werken hierbij met behulp van Corel photopaint, maar als je thuis bijv, adobe
photoshop hebt, is dat ook O.K. ( 2 CU + evt.
huiswerk)
VERVOLG 1A:
4: Met deze ingescande
afbeeldingen ga jij een hele nieuwe situatie / een nieuw soort object creëeren. Bedenk daarbij wel, dat je het straks in
werkelijkheid moet gaan uitvoeren. Het object kan verschillende soorten
functies hebben: praktische ( = functioneel - evt. op meerdere manieren) of
symbolische ( heeft het een bepaalde waarde of betekenis, of dient het als
uitdrukking van een bepaald idee of gevoel)
( ca. 3 CU + huiswerk)
5: Nu ga je het ontwerp uitvoeren:
maak eerst wat werktekeningen, en doe een aantal proeven ( van vorm, materiaal,
techniek, kleur), zodat je gericht aan je eindontwerp kunt beginnen. Let erop
dat het nieuwe object wel een vanzelfsprekende eenheid vormt: dat kun je
bereiken door stileren, vereenvoudigen, eenheid in kleur, materiaal,techniek te
gebruiken….maar het moet ook weer niet te saai worden, dus houd ook rekening
met een bepaalde contrastwerking. ( ca. 6 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) ( 1
CU + huiswerk.)
VERVOLG 1B:
4: Met deze ingescande
afbeeldingen ga jij een hele nieuwe vorm bedenken: deze is opgebouwd uit
herkenbare, alledaagse objecten. Bedenk daarbij wel, dat je het straks ook als
een dessin moet kunnen uitvoeren. De vorm heeft een belangrijke relatie met de
achtergrond. Let dus op voor- en achtergrondkleur, op
vorm en restvorm, en probeer meerdere kleurstellingen uit. Met knippen en
plakken kun je de het motief ook nog vergroten, verkleinen, spiegelen of
roteren. Stel zo een dessin-ontwerp samen.
( ca. 3 CU + huiswerk)
5: Nu ga je het ontwerp als een dessin
uitvoeren. Maak een sjabloon met behulp van sjabloneerkarton en een mesje. (Let
op: de vorm die je uitsnijdt, komt als motief op het stof). Maak een aantal
proeven, waarbij je verschillende verfsoorten en materialen uitprobeert. Een
dessin is een regelmatige herhaling van motieven. ( ca. 6 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) (
ca. 1 CU + huiswerk)
THEMA-OPDRACHT 2: DE GEDROOMDE, IDEALE MENS: SUPERMAN
( totale tijd: 11 weken)
2A: sfeercollage, serie ontwerpen, lichaamsobject
2B; sfeercollage, serie ontwerpen, ruimtelijk
object
Stappenplan 2A + 2B:
1: Begin met brainstormen: maak een
heleboel kleine schetsen op 3 x a4 of op 1 x a2. Schrijf bij elk idee ook in
woorden op waar je aan denkt. ( 1 CU + evt. huiswerk)
2: Verzamel plaatjes uit
tijdschriften die met het thema te maken hebben, en kijk of je daaruit een
collagevorm kunt ontwikkelen. Schrijf bij elke stap heel nauwkeurig op HOE en
WAAROM je tot bepaalde keuzes bent gekomen ( dat stop je in je logboek - zie
aanwijzingen t.a.v. logboek) Denk goed na over de vormgeving/lay out van de collage: dus niet zomaar wat opplakken: ook
letten op vorm - kleur - compositie ( 2 CU + evt. huiswerk)
Vervolg 2A: .
3: Maak nu op basis van de
sfeercollage een reeks ontwerpen ( de hoeveelheid hangt af van de kwaliteit van
de ontwerpen + de variatie daarin), voor een lichaamsobject: probeer nieuwe
vormen uit, en denk ook aan de relatie tussen lichaamsvormen en de vormgeving
van het lichaamsobject. Laat in je ontwerpen jouw visie zien op dit onderwerp:
hoe ziet volgens jou de gedroomde, ideale mens eruit ? ( ca. 2 CU + huiswerk)
4: Wanneer je door combinaties van
ontwerpen tot één eindontwerp bent gekomen, kun je beginnen met de uitvoering (
denk wel aan de tijd: dus maak een ontwerp dat wel binnen de gestelde tijd
uitgevoerd kan worden.) Maak eerst een serie proeven ( materiaal, techniek,
kleur, vorm enz.) voordat je aan de definitieve uitvoering van het ontwerp
begint. ( ca. 3 CU + huiswerk)
5: Begin dan met de einduitwerking. (
ca. 6 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) (
ca. 1 CU + huiswerk)
Vervolg 2B:
3: Maak nu op basis van de
sfeercollage een reeks ontwerpen ( de hoeveelheid hangt af van de kwaliteit van
de ontwerpen + de variatie daarin), voor een ruimtelijk object ( een
mensfiguur): probeer nieuwe vormen uit, en denk ook aan de relatie tussen de
mensfiguur en de vormgeving van het object. Laat in je ontwerpen jouw visie
zien op dit onderwerp: hoe ziet volgens jou de gedroomde, ideale mens eruit ? (
ca. 2 CU + huiswerk)
4: Wanneer je door combinaties van
ontwerpen tot één eindontwerp bent gekomen, kun je beginnen met de uitvoering (
denk wel aan de tijd: dus maak een ontwerp dat wel binnen de gestelde tijd
uitgevoerd kan worden.) Maak eerst een serie proeven ( materiaal, techniek,
kleur, vorm enz.) voordat je aan de definitieve uitvoering van het ontwerp
begint. ( ca. 3 CU + huiswerk)
5: Begin dan met de einduitwerking (
ca. 6 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) (
ca. 1 CU + huiswerk)
THEMA-OPDRACHT 3: VOOR DE MASSA
3A: collage, serie ontwerpen, toegepast object
3B: collage, serie computerontwerpen, samengesteld
toegepast object.
Stappenplan 3A + 3B:
1: Begin met brainstormen: maak een
heleboel kleine schetsen op 3 x a4 of op 1 x a2. Schrijf bij elk idee ook in
woorden op waar je aan denkt. ( 1 CU + evt. huiswerk)
2: Verzamel plaatjes uit
tijdschriften die met het thema te maken hebben, en kijk of je daaruit een
collagevorm kunt ontwikkelen. Schrijf bij elke stap heel nauwkeurig op HOE en
WAAROM je tot bepaalde keuzes bent gekomen ( dat stop je in je logboek - zie
aanwijzingen t.a.v. logboek) Denk goed na over de vormgeving/lay out van de collage: dus niet zomaar wat opplakken: ook
letten op vorm - kleur - compositie ( 2 CU + evt. huiswerk)
3: Bedenk nu wat voor een soort
toegepast object je wilt gaan maken ( een lamp, een stoel, een kast ….. dit
moet een relatie hebben met je idee over " de massa", dus het is niet
zomaar een willekeurig produkt wat voor de massa
bedoeld is: het produkt brengt jouw visie over, het
laat zien hoe jij denkt over de massa. ( ca. 2 CU + huiswerk)
Vervolg 3A:
4: Maak nu een serie ontwerpen,
waarbij je op allerlei manieren probeert jouw ideeën vorm te geven: dus niet
een ideetje, maar een heleboel !! Dan kun je nog ontwerpen gaan combineren en
op die manier kom je tot een definitief ontwerp. Van dit ontwerp maak je een
werktekening, en je gaat proeven doen ( materiaal, kleur, techniek, vorm) ( ca.
4 CU + huiswerk)
5: Dan ga je het eindontwerp
uitvoeren. ( ca. 5 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) (
ca. 1 CU + huiswerk)
Vervolg 3B:
4: Maak nu een serie ontwerpen met
behulp van de computer, waarbij je op allerlei manieren probeert jouw ideeën
vorm te geven: dus niet een ideetje, maar een heleboel !! Dan kun je nog ( ingescande afbeeldingen van) voorwerpen/ontwerpen gaan
combineren en op die manier kom je tot een definitief ontwerp. Van dit ontwerp
maak je een werktekening, en je gaat proeven doen ( materiaal, kleur, techniek,
vorm) ( ca. 4 CU + huiswerk)
5: Dan ga je het eindontwerp uitvoeren.
( ca. 5 CU + huiswerk)
6: Maak een eindverslag bij je
opdracht en bedenk hoe je je werk wilt presenteren.
In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is. (
sterke en zwakke punten t.a.v. proces + produkt) (
ca. 1 CU + huiswerk)
Doelstellingen van de opdracht:
Bij de beoordeling wordt gekeken naar:
Het Logboek:
Waarom moet je een logboek maken?
Dat doe je om op die manier gestructureerd te leren
werken. Doordat je steeds noteert hoe en waarom je tot bepaalde keuzes komt,
dwingt je over die keuzes na te denken. Daardoor wordt je werkproces en daarmee
het eindprodukt beter.
Ook leer je op deze manier beter zelfstandig tot
keuzes te komen. Daarnaast is het voor de planning heel belangrijk: op die
manier kun je heel gericht per les je eigen doelstellingen formuleren, je weet
dan precies wat je binnen een les moet doen. Deze werkwijze is heel belangrijk
in het kader van zelfstandig leren.
Wat is een logboek ?
In een logboek beschrijf je regelmatig (
bijvoorbeeld als huiswerk na elke les) wat je gedaan hebt in die les, wat er
goed ging ( en waarom) en wat er minder goed ging ( en waarom ) en welke
doelstelling je voor de komende les hebt. Het gaat daarbij NIET om feiten
alleen, maar juist om jouw ideeën, jouw visie op je eigen werk + werkproces.
Wanneer je alleen maar feitelijk beschrijft wat je die les gedaan hebt, is dat
niet voldoende.
Het eindverslag is het laatste onderdeel van het
logboek:
En daarbij is het belangrijk dat je opschrijft wat
je van jouw produkt en proces vindt t.a.v. de
beoordelingscriteria ( welke onderdelen zijn goed gegaan, welke minder goed en
vooral WAAROM ?). Daarnaast probeer je voor jezelf te formuleren wat je voor
een volgende opdracht aan aandachtspunten/verbeterpunten mee moet nemen.
Schrijf ook de beoordeling + aandachtspunten van de docent in dit verslag: dan
heb je bij de volgende opdracht een goede richtlijn.
Het logboek moet je elke les meenemen en kan
onverwacht ter inzage gevraagd worden. Het logboek mag geschreven zijn, het
eindverslag dient getypt ingeleverd te worden bij de beoordeling.
THEORIE ( voor een gedeelte van dit trimester):
Het stencil over hedendaagse kunst
en vormgeving sluit qua onderwerpen aan op het onderwerp massacultuur van CKV
2. In een aantal lessen kijken we naar de ontwikkelingen in de beeldende kunst
en vormgeving vanaf 1900. We behandelen een aantal stromingen, waarvan je de
kenmerken moet weten.
OPDRACHT: De
huiswerkopdrachten hiervan krijg je in de les, maar in ieder geval moet je bij de
eerstgenoemde stromingen, de juiste kenmerken aangeven. Achterin ( blz. 15)
vind je een lijst met kenmerken die bij deze stromingen horen, alleen ze staan
nog niet in de goede volgorde: dat mag jij doen !
Dit schema is een beknopte versie
van de begrippenlijst: het schema laat de belangrijkste begrippen zien die je
moet leren beheersen. Deze begrippen zijn niet alleen belangrijk bij het
bestuderen van kunstwerken, ook voor het praktijkgedeelte dien je deze
begrippen te kennen om ze toe te kunnen passen in je eigen beeldend werk.
OPDRACHT: Verwerk de
begrippen uit deze begrippenlijst in je eindverslag. Dus om je eigen beeldend
werk te beschrijven kijk je op dit formulier, om te zien welke aspecten je kunt
beschrijven en op welke manier dat kan.
Dit formulier zul je vaker
gebruiken: ook bij CKV 1 is dit het gangbare formulier wanneer je een kunstwerk
gaat analyseren. Je krijgt bij CKV 3 in dit trimester de opdracht om van één
kunstwerk ( of afbeelding daarvan) een beeldanalyse te maken. Daarvoor gebruik
je dit formulier.
OPDRACHT: Kies een
kunstwerk, en maak daarvan met behulp van het beeldanalyseformulier
een beeldanalyse.
© M.T. v.d. Kamp - 1999
terug naar massacultuur - terug naar CKV 3
opdrachten