P.T.A.:
CKV 3 - Beeldend ( praktijk + vaktheorie
) VWO – cohort 2007-2010
Klas |
opdr. |
stof / eindtermen |
toetsomschrijving |
weging: |
6 6 vwo: sem 1 |
1 praktijk opdracht. 1 theorie- scriptie |
-
Praktijkopdracht: werkstuk (n.a.v. thema) van 2-dim
of 3-dim * incl. werkboek ( met
theorie- opdrachten + procesbeschrijving.) -
Vaktheorie: kunstgeschiedenis / kunstbeschouwing;
beeldanalyse -
scriptie n.a.v. thema praktijkwerk+ presentatie. |
-
Praktijkwerkstuk door docenten 2-dim/3-dim. -
Theorie: logboek / werkverslag -
Theorie: scriptie |
(3) (1) (1) |
Sem 2 |
1 praktijk opdracht. 1 theorie- toets |
-
Praktijkopdracht: werkstuk (n.a.v. thema) van
2-dim of 3-dim * incl. werkboek ( met
theorie- opdrachten + procesbeschrijving.) -
Vaktheorie: kunstgeschiedenis / kunstbeschouwing;
beeldanalyse -
Theorie= eindtoets |
-
Praktijkwerkstuk inclusief werkboek wordt beoordeeld
door docenten 2-dim/3-dim. -
Theorie: logboek / werkverslag -
Theorie: schriftelijke toets over de cultuur van
het moderne. |
(3) (1) (1) |
* = afwisselend 2-dim en 3-dim
NB: Kunst Algemeen wordt
afgesloten met een Centraal Examen
P.T.A.
Kunst Beeldend ( praktijk en vaktheorie) VWO.
Examenprogramma *
(praktijk en vaktheorie):
1: Het vermogen tot vormgeven in 2- en 3-dimensionale
beelden.
2: Enerzijds toegepaste en
anderzijds autonome werkvormen kunnen hanteren
3: Enerzijds volgens gestelde opdrachten
en anderzijds zelfstandig een problematiek voor zichzelf en anderen duidelijk
maken door middel van 2- en 3-
dimensionale beelden.
4: Een kritische selectie dient te
worden gemaakt uit verschillende mogelijke beeldende oplossingen voor boven
bedoelde problemen.
5: Bekendheid met allerlei
aspecten van tekenen en handvaardigheid 2, en te kiezen voor de meest geëigende
toepassingen.
6: Inzicht en vaardigheid in het
beschouwen van 2- en 3-dimensionale beelden en het vermogen deze beschouwing te
verwoorden.
7: De vaardigheid een visueel
verschijnsel systematisch te beschrijven
8: De samenhang tussen productief
en reflectief: praktijkopdrachten + theoretische opdrachten.
9: Begrip voor beeldende aspecten,
vormgeving, materialen en technieken in hun kunsthistorische samenhang
10: Begrip voor het functioneren
van beeldende kunst en ( andere) vormen van visuele communicatie in hun
historische samenhang.
Werkwijze:
Om aan bovengenoemde exameneisen
te voldoen, zullen er opdrachten worden uitgereikt.
Praktijk ( = productief):
Daarvan zal een deel van de
opdrachten 2- en een ander deel 3-dimensionaal uitgewerkt dienen te worden.
Daarnaast dient de kandidaat evenveel autonome als toegepaste uitwerkingen van
opdrachten te maken.
Vaktheorie ( =
reflectief):
Een gedeelte van de opdrachten zal
bestaan uit het samenstellen- en geven van presentaties. Daarnaast zal de
kandidaat regelmatig opdrachten en toetsen krijgen.
Vaststellen van de cijfers:
Praktijk:
Bij het vaststellen van het cijfer
wordt gelet op a: product en b: proces
Zowel bij het product als het
proces zullen de volgende aspecten bekeken worden
t.a.v. zienswijze(n):
-
Stellingname die de kandidaat inneemt t.a.v.
zichzelf of een bepaalde inhoud ( zichtbaar gemaakt in het proces, product en
werkboek)
-
Beeldinformatie: op welke wijze(n) zijn de
beeldaspecten verwerkt t.a.v. het thema, de opdracht ( beeldaspecten /
vormgeving / materialen / technieken), hierbij geldt:is de kandidaat in staat
de opdracht expressief te verantwoorden, is de kandidaat in staat de opdracht
functioneel te verantwoorden.
t.a.v. de werkwijze(n):
-
Is er sprake van een relatie tussen de opdracht (
thema / gekozen uitwerkingsvorm) en de gekozen beeldende aspecten, vormgeving,
materialen en technieken.
-
Verantwoording van de hanteringswijze ( in het
werkboek)
-
Verantwoording van de gekozen presentatievorm
-
Ten aanzien van het proces geldt daarnaast nog: het
gemaakte werk dient uitsluitend en alleen door de kandidaat vervaardigd te zijn
( authentiek te zijn), dit kan alleen indien de kandidaat het eindwerk op
school vervaardigd. ( Eventueel kan in overleg met de docent besproken worden
of / welke arbeidsintensieve onderdelen thuis uitgewerkt mogen worden.)
-
De kandidaat dient het werk binnen de gestelde tijd
af te hebben.
Theorie:
Bij het vaststellen van het cijfer
voor theoretische werkstukken, wordt er gelet op : samenhang productief /
reflectief, kunsthistorisch- en kunstbeschouwelijk inzicht, visie op een
onderwerp / thema, beeldend inzicht.