MODERNISME EN MODERNITEIT IN EEN NIEUW PERSPECTIEF ?

 

Het modernisme en de moderniteit staan momenteel volop in de belangstelling, zoals blijkt uit publicaties in tijdschriften als October, ARCHIS en Metropolis M maar ook uit tentoonstellingen zoals ‘Modernism, designing a new world’, in het V&A in Londen te zien, en de tentoonstellingen rondom kunstenaars uit het modernisme, zoals deze in de Tate Modern te zien zijn (1)alsmede een reeks televisieprogramma’s op de BBC zoals ‘Marvels of the Modern Age’ en ‘A short history of tall Buildings’. Is deze hernieuwde aandacht voor het modernisme een gevolg van retro-trends in de design wereld (ingezet door het design blad ‘Wallpaper’(2)) of betreft het hier een werkelijke heroriëntatie op het modernisme, waarbij de negatieve kritiek op het modernisme door postmoderne filosofen waaronder Lyotard genuanceerd wordt en een andere of nieuwe visie op het modernisme kan ontstaan, waarin de verworvenheden van het postmodernisme een plaats hebben gekregen ?

 

De grote mate van aandacht die besteed wordt aan kunstenaars en theoretici uit het modernisme en de (neo-)avantgarde lijkt eerder te wijzen op een werkelijke heroriëntatie op het modernisme dan op een retro-trend. October’ publiceerde in 2004 een aantal artikelen over Carl Einstein (1885-1940), een modernistische schrijver en cultuurcriticus, die in ‘The Art of the Twentieth Century’ (3) een kritische analyse gaf op de in het modernisme aanwezige ‘identiteitspolitiek’. Deze identiteitspolitiek ging volgens hem uit van een subject met vaststaande eigenschappen. Carl Einstein werd beïnvloed door filosofen als Nietzsche en Bergson, die het subject als een zich ontwikkelend subject beschouwden, volgens hen worden de eigenschappen van het subject continu getransformeerd door tijd en door ervaringen.

 

In tegenstelling tot de visie van het project van het modernisme, waarin deze stroming beperkt wordt tot de kunst in het Europa van de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw, is de bredere opvatting van het modernisme gericht op het proces  - in de tijd - van moderniteit via continue transformaties. Baudelaire formuleerde in 1863 reeds een visie op de moderniteit waarin het begrip transformatie centraal staat, in Le peintre de la vie moderne’. ‘Onder moderniteit versta ik het vergankelijke, het vluchtige, het toevallige, de ene helft van de kunst, waarvan de wederhelft het eeuwig onveranderlijke is. (4). Deze bredere opvatting van de moderniteit, die eveneens door Habermas werd verwoord (5) lijkt momenteel opnieuw in de belangstelling te staan omdat het een genuanceerdere visie op  het modernisme en de moderniteit mogelijk maakt. De vraag is nu wat de oorzaak kan zijn van een heroriëntatie op het modernisme, terwijl het postmodernisme toch voorgoed ‘afgerekend’ leek te hebben met het modernisme, vanwege de a-historische standpunten, de verwerping van het utopische gedachtegoed ofwel de ‘grote verhalen’ en het streven naar universaliteit dat in feite gebaseerd was op uitsluitend westerse opvattingen. Vanwaar dan deze hernieuwde belangstelling voor het modernisme ?

 

 Een van de oorzaken lijkt een toenemende kritiek op het postmodernisme te zijn, die zich zowel in de kunsten als in de kunsttheorie en filosofie manifesteert. De architectuurtheoreticus Vidler (6) stelt dat de historische benadering van het postmodernisme in de architectuur, in feite een mythe is en hij vraagt zich af of postmoderne architectuur werkelijk recht deed aan de historie, of dat de architectuurhistorie als een verzameling fungeerde, waaruit de architecten hun eigen vocabulaire konden samenstellen en waaruit feitelijk een grote minachting voor de historie blijkt. Uit hedendaagse projecten in de architectuur, zoals het project Poundbury van Léon Krier in Dorset, blijkt hoezeer het postmodernisme hiermee een doodlopende weg ingeslagen is naar een kritiekloos traditionalisme. In deze postmoderne architectuur, heeft het inspelen op de wensen van de architectuurconsument, tot een nostalgisch verlangen naar het verleden geleid en daarmee niet alleen tot conservatieve standpunten in de architectuur maar ook tot een conservatieve morfologie, waarin de morfologie van het modernisme opmerkelijk genoeg vaak geen deel van uit maakt. Aan de andere kant lijkt in de architectuur juist een grote behoefte te zijn ontstaan aan experiment en vernieuwing, zoals blijkt uit de projecten van architecten als Koolhaas en Herzog & de Meuron die het modernisme als inspiratiebron niet verhullen. Dit voorbeeld staat niet los van andere ontwikkelingen in de hedendaagse cultuur, zoals de huidige aandacht voor het modernisme in een reeks tentoonstellingen. De vraag daarbij is welk ander of nieuw perspectief op het modernisme hieruit ontstaat.

 

De tentoonstellingscatalogus van ‘Modernism, designing a new world’ begint met een hoofdstuk waarin het modernisme gedefinieerd wordt. Daarmee wordt het gebied afgebakend voor de tentoonstelling en het concept van de tentoonstelling gespecificeerd. De tentoonstellingsmaker Christopher Wilk definieert (7) het modernisme als een verzameling ideeën, bewegingen en stijlen in Europa tussen 1914  en 1939. Op verschillende plaatsen werd gestreefd naar het nieuwe – het verleden en de traditie werden daarmee vaak verworpen – om vanuit een utopisch verlangen, een betere wereld vanuit het niets te ontwikkelen. Er was een bijna Messiaans geloof in de kracht en de mogelijkheden van de machine en de industriële technologie; toegevoegde ornamentatie en decoratie werd verworpen; abstractie werd het streven; en er was een geloof in het samenvoegen van de kunsten. Deze principes werden vaak gecombineerd met sociale en politieke overtuigingen. Wilk voegt hieraan toe, dat de praktijk uiteraard complexer was dan deze definitie kan suggereren. Welke toevoegingen aan het beeld van het modernisme ontstaan nu vanuit dit tentoonstellingsconcept ? Veel van de in de tentoonstelling opgenomen werken, behoren tot de canon van het modernisme, in dat opzicht is geen sprake van een werkelijke toevoeging. Opvallend is wel, dat het accent op architectuur, industriële vormgeving, mode, fotografie en film is gelegd terwijl de schilderkunst en beeldhouwkunst – als de vertegenwoordigers van de autonome kunst -nagenoeg ontbreken.

 

Het hoofdstuk over de gezondheids -en lichaamscultuur (8) waarin ook ontwikkelingen die aan de sport en de dans gerelateerd zijn, zoals bijvoorbeeld de eurythmie van Emile Jacques-Dalcroze - een invloedrijke figuur voor de latere ontwikkelingen in de moderne dans – biedt wel een toevoeging aan het bestaande beeld van het modernisme, omdat het de niet-beeldende kunsten aan de orde stelt, die in het modernisme eveneens van groot belang waren. Het hoofdstuk over film (9) als een modernistische kunstvorm bij uitstek, waarin veel van de idealen en kenmerken van het modernisme samenvloeien, biedt eveneens een goede aanvulling op het beeld van het modernisme dat in veel (naslag)werken over het modernisme vaak ontbreekt, met daarin aandacht voor belangrijke filmers als Dziga Vertov en Eisenstein en met aandacht voor de propagandistische mogelijkheden van de film die de twintigste eeuw zo bepaald hebben. Een werkelijk nieuwe visie op het modernisme of het belang van het modernisme voor de hedendaagse kunst of een werkelijke heroriëntatie op het modernisme, biedt deze tentoonstelling echter niet, daarvoor is het tentoonstellingsconcept toch teveel gericht op de bevestiging van het bestaande beeld van het modernisme.

 

Een andere, eveneens recente, visie op het modernisme, wordt gegeven in het boek ‘Art Since 1900’(10) Daarin wordt door de auteurs een beeld geschetst van de belangrijkste kunstwerken en kunstenaars ten tijd van het modernisme en het postmodernisme. Op het eerste gezicht lijkt het beeld dat hier van het modernisme gegeven wordt vrij traditioneel: de keuze van werken en kunstenaars laat overwegend de canon zien en laat slechts sporadisch een andere visie zien (de invloed van de afro-amerikaanse cultuur is een voorbeeld van een ‘andere’ visie, die tot stand gekomen is onder invloed van de kritiek van het postmodernisme op de West-Europese en Amerikaanse benadering). Schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, design en fotografie komen ook in ‘Art Since 1900’ uitvoerig aan bod. Film als modernistische kunstvorm komt heel beperkt aan de orde en andere dan de beeldende kunsten worden niet besproken (11). Het beeld dat hieruit ontstaat over het modernisme, is echter toch vernieuwend te noemen door de manier waarop de cultuurproductie besproken wordt aan de hand van de meest relevante methodologische benaderingen van twintigste-eeuwse kunst, waaronder de psycho-analytische benadering, de sociologische-historische benadering, de formele-structuralistische benadering en de post-structuralistische benadering. De motivatie van de auteurs om dit boek te schrijven, is erop gericht geweest veel aspecten van de cultuurproductie van de afgelopen honderd jaar, die in de vergetelheid geraakt zijn, of die bewust genegeerd of onderdrukt zijn, aan de orde te stellen (12) om daarmee een complexer beeld te scheppen van de cultuurproductie. Deze doelstelling van de auteurs verklaart veel over de gehanteerde, caleidoscopische aanpak. Relevante kwesties in relatie tot de cultuurproductie, worden verder belicht en toegelicht in de rondetafelgesprekken tussen de auteurs. Daardoor ontstaat een genuanceerd beeld over de invloeden van het modernisme en postmodernisme en relevantie ervan voor de hedendaagse kunstproductie: ‘Certainly, artists as diverse as Allan Sekula, Mark Lombardi and Hirschhorn address the condition of artistic production under the rule of an intensely expansionist form of late-capitalist and corporate imperialism, now generally identified with the anodyne and meaningless term “globalization”. All of them have succeeded to articulate the fact that nation-state ideology and traditional models of conventional identity-construction are no longer available to relevant cultural production […] At the same time such artists have made it one of their priorities to work through the intensely complicated networks of political, ideological and economic intersections that make up the supposedly liberating forms of globalization. Thereby they achieve a critical analysis of phenomena that are generally presented by the media, but also by cultural organizers and functionaries, as an emancipatory and almost utopian achievement.’ (13)  Deze veranderde context, met een toegenomen complexiteit van een geglobaliseerde maatschappij, lijkt enerzijds aanleiding te zijn tot een nieuwe beschouwing van het modernisme. Anderzijds lijkt de toenemende kritiek op het postmodernisme een van de oorzaken te zijn voor een heroriëntatie op het modernisme.

 

In ‘A singular modernity’ schetst Fredric Jameson, een beeld van onze tijd waarin zich een aantal fenomenen voordoen die een terugkeer naar of een herwaardering van de traditie laten zien. Hij noemt met betrekking tot de filosofie, een terugkeer naar de traditionele filosofie met de indeling in ethiek, metafysica, en de politieke filosofie en ten aanzien van de kunst beschrijft hij een opnieuw tot leven wekken van het – bij uitstek modernistische -  gebied van de esthetica, hetgeen volgens hem blijkt uit de hernieuwde aandacht voor het begrip schoonheid. Jameson beschrijft hoe onvoorstelbaar het is, dat Lyotard deze regressieve ontwikkeling in gedachten zou hebben gehad, toen hij sprak over het vervangen van de grote verhalen door de verschillende taalspelen van het postmodernisme, omdat hij daarmee zeker niet uitsluitend herhalingen uit het verleden beoogde. Hierin laat Jameson zien dat postmoderne denkers als Lyotard en Deleuze in veel opzichten in wezen modernisten zijn, omdat zij juist steeds betrokken waren bij het onthullen van het echte, radicale en authentiek Nieuwe. Jameson constateert dat Lyotard’s theorie van het verdwijnen van de grote verhalen, eigenlijk weer een nieuw groot verhaal vormt (14). Het concept van de moderniteit lijkt mede hierdoor aan een nieuwe invulling toe te zijn. Als een van de belangrijkste redenen voor een heroriëntatie op het modernisme noemt Jameson het proces van globalisering, waarin met name (voormalige) ontwikkelingslanden als India en China een wens tot modernisering en moderniteit laten zien.

 

Deze theoretische ontwikkelingen staan niet los van de ontwikkelingen in de kunsten. Ook in daarin lijken de gevolgen van de globalisering enerzijds en de kritiek op het postmodernisme anderzijds, de belangrijkste oorzaken te zijn voor een heroriëntatie op het modernisme zoals bijvoorbeeld te zien is in het werk van Julie Mehretu waarin de sociale utopie een belangrijk thema vormt. Mehretu is een kunstenares die deelnam aan de tentoonstelling ‘Afrika Remix’ (15). Over haar werk zegt zij: I think that for me the paintings grew out of the drawing in the beginning. My initial impulse and investigation was to try and develop, through drawing, a language that could communicate different types of narratives and build a cityscape, each mark having a character, a modus operandi of social behavior. As they continued to grow and develop in the drawing I wanted to see them layered; to build a different kind of dimension of space and time into the narratives.” (16) Het werk van Julie Mehretu neemt een geëngageerd standpunt in ten opzichte van globalisering, haar werk ontstaat vanuit een kritische houding ten opzichte van het kapitalisme en belicht structuren en infrastructuren in het urbane landschap.

 

Globalisering, (politiek) engagement, utopisme, herwaardering van de historische avant-garde en neo avant-garde zijn onderwerpen die in de kunsten van dit moment centraal staan. Kunstenaars uit de neo-avantgarde zoals Constant maar ook Michael Snow staan volop in de belangstelling, zo valt op te maken uit de grote aantallen publicaties en tentoonstellingen waarin het werk van hen opgenomen is. Het modernisme van de eenentwintigste eeuw, lijkt wel een aantal overeenkomstige idealen en kenmerken te hebben met het modernisme van de twintigste eeuw: engagement, utopisme en waardering voor de avant-garde, maar het ‘nieuwe’ modernisme  - ook wel getypeerd als een re-modernisme (17); post-postmodernisme (18) of laat-modernisme (19) deze termen typeren de zoektocht na het postmodernisme overigens goed – gaat niet uit van het modernisme als project (of als retro-trend), maar het ‘nieuwe’ modernisme gaat eerder uit van moderniteit als een proces in de tijd, van continue transformaties en grijpt daarmee terug naar de negentiende-eeuwse visie op moderniteit van Baudelaire.

 

 

Juni 2006,

 

Marie-Thérèse van de Kamp

 

Gepubliceerd in verkorte versie in: Simulacrum. Moderner dan Modern. Amsterdam. November 2006. Jaargang 14 # 4.

 

Noten:

1: ‘Albers & Moholy-Nagy: From the Bauhaus to the New World’ momenteel te zien in Tate Modern, daarna zal een tentoonstelling over Kandinsky te zien zijn: ‘Kandinsky: The Path to Abstraction – 1908 – 1922’

2: Daniel Birnbaum gaf dit als een van de verklaringen in zijn reactie op de lezing over ‘Re-Modernism’ van Margriet Schavemaker in de lezingenserie ‘Right about Now’. Mei 2006. 

3: Carl Einstein. ‘The Art of the Twentieth Century’. 1926

4: Charles Baudelaire:‘La modernité, c’est le transitoire, le fugitif, le contingent, la moitié de l’art, dont l’autre moitié est l’éternel et l’immuable. Oorspronkelijke titel:’Le peintre de la vie moderne’. IV La modernité. Le Figaro, Parijs.1863. ‘De schilder van het moderne leven’. Amsterdam, 1992 [ned.vert.].  

5: Habermas stelt zich de vraag of de moderniteit werkelijk zo passé was, als de postmodernisten beweerden en verbindt het modernisme aan het begrip ‘zeitgeist’ in: ‘Habermas and the Unfinished Project of Modernity. Critical Essays on the Philosophical Discourse of Modernity . “ Modernity Versus Postmodernity “ Maurizio (ed). MIT press 1997. p. 38 aanvankelijk gepubliceerd in New German Critique, 1981, Vol. 22, pp. 3–14.

6: Anthony Vidler. ‘Histories of the Immediate Present, Inventing Architectural Modernism, 1930 – 1975.’ Proefschrift TU Delft, 2005. Pag 208

7: Christopher Wilk. ‘Modernism. Designing a new world. 1914 – 1939’ Londen, 2006. p. 14

8: id. p. 260

9: id. pp. 297 - 310

10: Hal Foster, Rosalind Krauss, Yve-Alain Bois, Benjamin H.D. Buchloh. Art since 1900. Modernism, Antimodernism, Postmodernism.’. Londen 2004.

11: Id. p. 232, 1929.

12: Id.  p. 679

13: Id. pp. 675, 676

14: Fredric Jameson in ‘a singular modernity. Essay on the ontology of the present.’ Londen, 2002.

15: Afrika Remix, een tentoonstelling van hedendaagse Afrikaanse kunst was in 2004 in Dűsseldorf te zien.

16: Julie Mehretu in een interview door David Binkley, curator van Ethiopian Passages, en Kinsey Katchka, Research Specialist, 28  March, 2003

17: Re: MODERN, tentoonstelling in het Kűnstlerhaus in Wenen, zomer 2005. ‘Re-Modernism’ in de serie lezingen ‘Right about Now’. Mei 2006;

18: Christopher Wilk. ‘Modernism. Designing a new world. 1914 – 1939’ Londen, 2006. p. 12

19: Fredric Jameson in ‘a singular modernity. Essay on the ontology of the present.’ Londen, 2002.

 

 

Home                       artikelen