ABSTRACTIE & BEWEGING  

 

& CREATIEVE BEELDENDE PROBLEMEN OPLOSSEN

Het komende semester: Gaan jullie werken aan een schoolexamen

Daarbij ligt het programma van eisen/niveau hoger dan afgelopen jaar

Er zijn ca. 12 lesweken met 2 lesuren per week

Je maakt: een praktijkwerkstuk +  het logboek + een theorieopdracht

(weging 3 : 1: 1)

 

WAT GA JE MAKEN ?

Qua inhoud of onderwerp mag je een onderwerp kiezen dat jou werkelijk interesseert op dit moment. Dat kan en mag van alles zijn. (liefde/angst/oorlog/ vrijheid  enz.)

Met dat onderwerp ga je een abstract of geabstraheerd werk maken

 

WAARAAN MOET HET PRODUCT VOLDOEN ?

Het werk moet abstract of geabstraheerd zijn en met beweging te maken hebben

Het werk moet de inhoud & intentie van jouw onderwerp zichtbaar maken

Het werkproces moet een driedimensionaal eindproduct opleveren

Het werk moet goed zijn t.a.v. beeldende kwaliteit/vormgeving; materiaal & techniek en het moet goed gepresenteerd worden.

 

WAARAAN MOET HET PROCES VOLDOEN ?

In het werkproces moet onderzoek en doorzettingsvermogen te zien zijn.

Het werkproces moet van creatieve oplossingen getuigen (inventiviteit)

Er moet een link zijn tussen het eigen werk en het werk van een kunstenaar uit de moderne tijd (= theorieopdracht)

In het werkproces moet een goede (= kritische) zelfevaluatie zichtbaar zijn.

Aan de hand van het logboek moet gaandeweg het proces inzichtelijk gemaakt worden ( zonder toestemming van de docent mag je niet thuis aan het eindwerk werken)

 

HOE PAK JE DAT AAN ?

Je gaat een creatief probleem oplossen

Het probleem is het verbeelden van jouw eigen onderwerp in een abstract, driedimensionaal beeld, waarin beweging voorkomt.

Daarvoor moet je kennis hebben van: hoe anderen dit deden (kunstgeschiedenis) en hoe creatieve processen werken

Creatieve processen naar abstractie

In de periode van de moderne cultuur (dat is onderwerp van de toets in sem 2) waren veel kunstenaars met creatieve beeldende processen bezig. Toch waren deze allemaal anders.

Voorbeelden van creatieve processen vind je bij: Mondriaan, Kandinsky, Man Ray, Picasso, Brancusi enz.

 

 

 

HET CREATIEVE PROCES

 

Het creatieve proces: voorbereiden

FASE1: Brainstormen over onderwerp = divergent denken & actief zoeken

In tijdschriften & kranten & tv

In boeken in de kast (info over kunstenaars)

en eigenlijk overal: ook in je eigen omgeving

veel ideeën noteren in je logboek (ook tussentijds dus niet alleen in de lessen )

 

Het creatieve proces: uitbroeden

FASE 2: Alle mogelijke ontwerpideeën op papier zetten: schrijven, tekenen, collages maken enz. enz. Op inspiratie moet je niet wachten, maar je moet die actief zoeken.

In deze fase van het proces moet je gemotiveerd zijn.

Dit is een heel belangrijke fase in het creatieve proces

Je moet minstens 10 uitgewerkte ontwerpplannen hebben in je logboek bij de tussentijdse beoordeling.

 

Het creatieve proces: inzicht

FASE 3: Van de 10 ideeën, kies je de 3 beste ideeën die je verder gaat onderzoeken. Daarvoor ga je snelle schetsen maken (voor de vorm) je gaat proeven doen voor materiaal/constructie/ techniek en kleur (niet arbeidsintensief maar snelle proeven)

Je blijft kijken naar wat er uit je handen komt

Je blijft denken over de beste manier om het idee te visualiseren  - noteren in je logboek!!!

Je blijft zoeken naar nieuwe ideeën of invalshoeken die je op zou kunnen nemen in je ontwerp.

 

Het creatieve proces: verificatie

FASE 4: Dan stel je vast wat het beste ontwerp is: aan welke eisen moest het ontwerp voldoen en je bepaalt of dit ook echt het beste ontwerp is dat je kunt maken of dat er toch nog verbeteringen in moeten komen.

Het beste ontwerp ga je verder uitwerken. Dit kost veel tijd, zorg dat je nu een goede planning maakt waarin je tegenvallers opneemt.

Neem extra tijd om alles goed af te werken en om het goed te presenteren

 

 

 

THEORIE OPDRACHT

 

In het creatieve proces (fase 2) zoek je naar kunstenaars uit de moderne cultuur, die jou inspireren.

Daarover maak je een werkstuk, waarin je onderstaande punten opneemt:

 

1: Algemene inleiding – waarin je je keuze voor de opdracht + gekozen stroming/kunstenaars motiveert + je geeft aan wat je hieraan wilde onderzoeken (hypothese) = 1 blz a4

 

2: Inleiding tot de stromingen + de wijze waarop zij met het thema abstractie omgaan = 1 blz a4

 

3: Uitgeschreven, tot een verhaal uitgewerkte beeldanalyse + bronnen + kleurenafbeeldingen van de gekozen werken. = minimaal 4 blz a 4 /maximaal 6 blz a4

 

4: De belangrijkste elementen uit jouw proces/ logboek in relatie tot bovengenoemde kunstwerken/stroming = 2 a4

 

5: Conclusie, waarin je de belangrijkste informatie nog eens beknopt weergeeft = ½ a 4 minimaal / 1 a 4 maximaal.

 

Dit alles dien je getypt uiterlijk in te leveren in de eerste CKV 3-les van week 48, dan wordt het werk de eerste keer beoordeeld door de docent en kun je nog aanpassingen maken. In week 51 dien je het definitief in te leveren.

 

Lettergrootte: 12 punt;

Regelafstand 1 (=enkel)

Aantal bladzijdes minimaal: 8 ½ a4 / maximaal: 11 a4;

Lettertype, keuze uit: Arial/ Times New Roman/ Comic Sans MS

 

 

Home                 terug naar opdrachten kunst beeldend