Invalshoek 6: Kunst intercultureel:
Waarover gaat
invalshoek 6 in de cultuur van het moderne?
Door
de ontwikkeling van nieuwe en snellere communicatiemiddelen (telefoon/telegraaf,
radio, grammofoon en film) maken mensen in de twintigste eenw over de hele
wereld kennis met elkaars cultuur. Kunstenaars raken gefascineerd door de kunst
uit diverse werelddelen en gaan elementen daaruit in hun eigen kunstwerken overnemen
en verwerken. In invalshoek 6 wordt aandacht besteed aan deze kunstzinnige
‘kruisbestuivingen’.
Wat ga je doen met
de probleemstellingen en onderzoeksvragen?
Het
is de bedoeling dat je voor je presentatie in staat bent een probleemstelling
te onderbouwen. Daarvoor begin je met het oplossen van de onderzoeksvragen.
Zodra je de antwoorden op deze vragen hebt gevonden, heb je de noodzakelijke
informatie verzameld om je probleemstelling te onderbouwen. Je moet nog wel de
informatie op de juiste manier bij elkaar voegen. Dit is de basis voor je
presentatie.
Probleemstelling
6.1
Westerse blik op
andere culturen:
- A)
exotisme (bijvoorbeeld Josephine Baker): romantisering van niet-westerse
culturen;
- B)
primitivisme: interesse in etnografica als ‘pure en authentieke’ inspiratiebron
voor de eigen kunst door kunstenaars als Picasso;
- C)
verheerlijking van het zogenoemde ‘primitieve’ leven van niet-westerse
culturen, dicht bij de natuur en niet gecorrumpeerd door het westen, als kritiek
op de eigen cultuur (bijvoorbeeld Paul Gauguin).
Onderzoeksvragen
a. Welke
gebeurtenissen rond de eeuwwisseling hebben gezorgd voor de belangstelling voor
niet-westerse culturen?
b. Wat
houdt ‘exotisme’ in, in de eerste helft van de twintigste eeuw. Waarom kun je
daarbij spreken van romantisering van niet-westerse culturen? (Neem Josephine
Baker als voorbeeld)
c. Waarom
spreken moderne kunstenaars als Picasso over ‘primitivisme’ als zij het over
etnografische kunst (zoals Afrikaanse maskers) hebben?
d. Welke
kenmerken hebben maskers uit Afrika en Oceanië?
e. Kunstenaar
Paul Gauguin emigreerde naar Taihiti. Op welke manier verheerlijkte Gauguin
deze niet-westerse cultuur? Hoe zag hij daarin ook een kritiek op de eigen
cultuur?
f. Kun
je spreken van een andere beoordeling van de inspiratie van kunstenaars als
Gauguin, Kirchner, Nolde en Picasso destijds in het begin van de 20ste
eeuw en nu aan het begin van de 21ste eeuw? Wat maakt dat deze
andere beoordeling ontstaan is?
Trefwoorden
Wereldtentoonstellingen, Josephine Baker, La
Revue Negre, Jim Crow, Slavernijverleden/ Black lives matter; Pablo Picasso, Paul
Gauguin, Ernst Ludwig Kirchner, Emil Nolde, ‘Cultural appropriation’.
Probleemstelling
6.2
Niet-Europese
invloeden op kunstenaars (bijvoorbeeld Henri Matisse, Antonin Artaud, Ruth St.
Denis, Igor Stravinsky).
Onderzoeksvragen
a. Hoe
is de belangstelling van kunstenaars als 1. Henri Matisse (beeldende kunst), 2.
Antonin Artaud (theater), 3. Ruth St. Denis (dans) en 4. Igor Stravinsky
(muziek) voor niet-Europese kunst gewekt?
b. Geef
aan de hand van steeds één specifiek kunstwerken van 1. Matisse, 2. Artaud, 3. St.
Denis en 4. Stravinsky aan hoe & dat zij door niet-Europese kunst zijn beďnvloed.
Trefwoorden
Wereldtentoonstellingen, Matisse, Artaud, St.
Denis en Stravinsky
Probleemstelling 6.3
Waardering van de
Afro-Amerikaanse muziek (jazz).
Onderzoeksvragen
a. Hoe
verliep het proces (qua muziekontwikkeling) dat begin twintigste eeuw tot meer
waardering voor Afro-Amerikaanse jazzmuziek leidde? Welke componisten,
kunstvormen en omstandigheden speelden daarin een belangrijke rol?
b. Welke
Europese kunstenaars hebben zich laten beďnvloeden door de jazz? Geef daarvan
ook voorbeelden waarmee je laat zien/horen hoe zij daardoor beinvloed waren.
Trefwoorden
Swing,
syncopen, blues, ragtime, New Orleans jazz, dixieland, Chicago jazz, Big Band, Piet Mondriaan,
Claude Debussy, Darius Milhoud, Igor Strawinsky.
Probleemstelling
6.4
LET OP is als voorbeeldopdracht uitgewerkt onderaan
Onderzoek
volkscultuur (bijvoorbeeld Béla Bartók).
Onderzoeksvragen
-
Breng het gebruik van
zigeunermuziek door componisten als Liszt, Brahms en Dvorák in verband met de
belangstelling van de romantici voor volksmuziek.
-
Wat verstaat Bartók onder
volksmuziek en in hoeverre wijkt de belangstelling van Béla Bartók voor de
volksmuziek af van die van de romantici?
-
In hoeverre kun je bij
Bartók spreken van een wetenschappelijke benadering van de volksmuziek?
-
In hoeverre is de
verzameling van Bartók van volksmelodieën terug te vinden in zijn werk?
-
In welk opzicht voelt
Bartók zich verwant met Strawinsky?
Trefwoorden
Liszt, Brahms,
csárdás, verbunkos, Béla Bartók, fonograaf, composities van Bartók zoals ‘for
children’ en ‘microcosmos’, Zoltán Kodály, pentatoniek.
Probleemstelling 6.5
In de balletten van
Les Ballets Russes zijn, met name in de beginfase, exotische aspecten terug te
vinden.
Onderzoeksvragen
a. Waar
hebben de kunstenaars als Léon Bakst en Alexandre Benois de inspiratie voor hun
décor- en kostuumontwerpen vandaan gehaald?
b. Hoe
heeft het Franse publiek gereageerd op de eerste voorstellingen van Les Ballets
Russes in Parijs?
c. Welke
romantische kenmerken zijn in de beginfase van Les Ballets Russes in haar
balletten terug te vinden?
d. Geef
met voorbeelden van kunstenaars aan wat met ‘exotische aspecten van Les Ballets
Russes’ wordt bedoeld. Geef voorbeelden in tekst, beeld en geluid van:
-
decor- en kostuumontwerpen,
-
thematiek (verhaallijnen),
-
en muziek (componisten).
Trefwoorden
Sheherazade, Léon Bakst, Alexandre Benois,
Ballets Russes, exotisch, academisch ballet, Mikhail Fókine, Igor Strawinsky,
Debussy.
Probleemstelling 6.5
Leg een verband tussen de ‘anti-realistische visie’ van Gordon Craig en Vsevolod Meyerhold op het theater en oosterse invloeden in het
theater aan het begin van de twintigste eeuw.
Onderzoeksvragen
a. Wat
is de invloed geweest van de invoering van elektriciteit in het theater?
b. Wat
is de visie van Gordon Graig en Vsevolod Meyerhold op décor, belichting en
lijsttoneel?
c. Wat
wordt bedoeld met anti-realisme?
d. In
hoeverre sluit het theater van het Verre Oosten aan bij de visie van Craig en
Meyerhold?
e. Welke
oosterse invloeden zijn in het theater in de eerste helft van de twintigste
eeuw te vinden?
Trefwoorden
Gordon Craig, Vsevolod
Meyerhold, anti-realisme, No-theater,
kabuki-theater, kyogen.
Bronnen
-
Phyllis Hartnoll, Geschiedenis van het theater (oosterse
invloeden in het theater).
-
Luuk Utrecht, Van hofballlet tot postmoderne dans.
-
De
bespiegeling (Niet-Europese kunst, Afrikaanse maskers,
Bartók).
-
Dirk Sutro, Jazz voor dummies.
Voorbeeldopdracht invalshoek 6: kunst
intercultureel
In invalshoek 6 wordt
aandacht besteed aan kunstzinnige ‘kruisbestuivingen’ tussen verschillende
culturen. Door de uitvinding van onder andere de fonograaf is de Hongaar Béla
Bartók in staat geweest om volksmuziek uit Hongarije, Slowakije, Roemenië, Arabië,
Turkije en Servië op te nemen en te noteren. Probleemstelling 6.1 gaat over het
wetenschappelijk onderzoek van Bartók van volksmuziek en het verwerken daarvan
in zijn eigen composities.
Alle opdrachten
hieronder moet je uitwerken, ook de onderzoeksvragen. Er staat daarbij echter
wel al een gedeelte van de bronnen aangegeven.
Probleemstelling
6.4
Onderzoek
volkscultuur (bijvoorbeeld Béla Bartók).
Om
je met deze stelling op gang te helpen zijn hieronder een vijftal
onderzoeksvragen geformuleerd. De antwoorden op deze vragen en de bijbehorende
luistervoorbeelden verschaffen je genoeg informatie om de probleemstelling over
het onderzoek van Bartók naar volksmuziek te kunnen onderbouwen.
Onderzoeksvraag
1
Breng het gebruik
van zigeunermuziek door componisten als Liszt, Brahms en Dvorák in verband met
de belangstelling van de romantici voor volksmuziek.
In
de Romantiek is de belangstelling voor het plattelandsleven erg groot. Als
tegenhanger van de verstedelijking ten gevolge van de industriële revolutie
wordt het boerenleven op het platteland sterk geďdealiseerd. Men vindt dit
leven nog puur en ongerept. Vanuit deze achtergrond is het logisch dat
componisten als Liszt, Brahms en Dvorák belangstelling tonen zowel voor
populaire Hongaarse verbunkos- en
csárdásmelodieën als voor Tsjechische dansen zoals de dumka, de polka en de
furiant. De verbunkos en de csárdás zijn beide Hongaarse dansen die verdeeld
zijn in een langzaam (begin) en een snel gedeelte. Deze dansmelodieën zijn veel
door zigeunerorkesten gespeeld en bewerkt. Diverse componisten hebben
zigeunermelodieën voor hun muziek gebruikt.
Opdracht
Kies
één van de onderstaande muziekstukken als luistervoorbeeld:
1 Brahms, Hongaarse dansen nummer 1 (csárdás), 2 (csárdás), 5 (csárdás).
2 Dvorák, Slavische dansen nummer 1 (furiant), 2 (dumka), 3 (polka) of 8
(furiant).
Zoek
op in een encyclopedie wat de karakteristieke eigenschappen van de dans zijn.
Geef
van je gekozen voorbeeld aan welke aspecten van de dans in de muziek zijn terug
te vinden.
Waarin
wijkt de bewerking voor klassiek orkest af van volksmuziek uit de Balkan?
Maak
daarbij gebruik van de volgende aspecten:
- melodieën die gespeeld worden,
- de ritmes die gebruikt worden,
- het tempo van de muziek (waar snel
en waar langzaam),
- de instrumenten die gebruikt
worden,
- de grootte van het orkest,
- de sfeer en de dansbaarheid van de
muziek.
Onderzoeksvraag
2
Wat
verstaat Bartók onder volksmuziek en in hoeverre wijkt de belangstelling van
Béla Bartók voor de volksmuziek af van die van de romantici?
“Dat wat men (ook in Hongarije)
‘zigeunermuziek’ noemt, is geen zigeunermuziek, doch Hongaarse muziek: het is
geen oude volksmuziek maar een betrekkelijk nieuwe soort Hongaarse populaire
muziek, die bijna zonder uitzondering door Hongaren uit de betere middenklasse
gecomponeerd en door zigeuners gespeeld wordt.”
Uit: Béla Bartók, Autobigrafie van Bartók, 1921, ter gelegenheid van
zijn veertigste verjaardag.
“Eerlijk gezegd geloofde ik tot
mijn drieëntwintigste levensjaar […] dat het Hongaarse volkslied alleen in deze
vorm in het populaire kunstlied te vinden was. Toen echter – in 1904 – begon ik
me onverzadigd van de al te bekende liederen af te wenden. Ik ging nadenken:
zijn er dan werkelijk geen andere Hongaarse volksliederen? Zingen de eenvoudige
mensen op het platteland dan geen liederen die ons stadsmensen volledig
onbekend zijn? Bij gelegenheid hoorde ik het Székler boerenmeisje Lidi Dósa
liedjes zingen en ik schreef er onmiddellijk vijf of zes van op. Het waren
volledig onbekende melodieën, en bovendien verschilden ze totaal van van de
bekende typen van het Hongaarse stedelijke lied. Deze eerste poging opende de
weg naar onbegrensde verten”.
Uit: Béla Bartók, Lezing, 1933.
Onderzoeksvraag
3
In
hoeverre kun je bij Bartók spreken van een wetenschappelijke benadering van de
volksmuziek?
In
1905 legde Bartók contact met zijn studiegenoot Zoltán Kodály die ook al enkele
jaren bezig was met het verzamelen van volkmelodieën. Ze besloten hun krachten
te bundelen. Samen hebben Bartók en Kodály meer dan 8000 Hongaarse
volksliederen verzameld. Daarnaast heeft Bartók in z’n eentje nog eens zo’n
2500 Slowaakse, 3500 Roemeense en enkele honderden Arabische, Turkse en
Servische melodieën genoteerd. Gewapend met een fonograaf trokken Bartók en
Kodály door het platteland van Tsjechoslowakije, Hongarije en andere
Balkanlanden om volksliederen op te nemen. De mensen zongen de liedjes voor en
Bartók noteerde ze direct of nam ze eerst op en verwerkte ze later.
Onderzoeksvraag
4
In
hoeverre is Bartók’s verzameling van volksmelodieën terug te vinden in zijn
werk?
“Als model diende
de boerenmuziek van verschillende nationaliteiten: Hongaarse, Walachijnse (= Roemeense), Slowaakse en ook Arabische, en
hier en daar kwam het zelfs tot het door elkaar heen vlechten van deze soorten.
Zo herinnert bijvoorbeeld de melodie van het eerste thema in het eerste deel
aan primitieve Arabische muziek, zijn ritmiek echter aan die van Oost-Europese
volksmuziek.”
Uit: Béla Bartók, Toelichting bij een uitvoering van zijn ‘Danssuite’, Praag, mei
1925.
Opdracht
Het
is de bedoeling dat je een originele opname van een volksmelodie door Bartók
vergelijkt met een muziekstuk van hem dat hij op deze melodie heeft gebaseerd.
Op de cd Muzsikás, The Bartók album staan verschillende
geschikte voorbeelden. Zowel de oorspronkelijke Edison-opname van Bartók als de
bewerking van hem staan op deze cd.
Beluister
een voorbeeld en vergelijk de oorspronkelijke opname met de muziek van Bartók.
Gebruik daarbij begrippen als melodie, tempo en instrumentatie.
Vraag de docent om deze voorbeelden.
Luistervoorbeeld
Bartók 1
Dit
luistervoorbeeld bestaat uit twee delen:
-
het eerste deel is een opname van Bartók uit 1907 van een vrouw uit Felsöireg;
-
het tweede deel is Bartók’s Hongaarse
volksmelodie nr 2 gespeeld door Adam Fellesi.
Luistervoorbeeld
Bartók 2
Dit
luistervoorbeeld bestaat ook uit twee delen:
-
het eerste deel is een opname van Bartók uit 1906 van een man uit Dobos;
-
het tweede deel is een stuk uit Bartók’s For
children 1 gespeeld door Lili Krans.
Onderzoeksvraag
5
In
welk opzicht voelt Bartók zich verwant met Strawinsky?
“Toen ik op initiatief van Kodály de werken
van Debussy leerde kennen en studeerde, merkte ik tot mijn verbazing dat ook in
zijn composities dezelfde pentatonische* wendingen (als in onze volksmuziek) een
grote rol spelen. Ongetwijfeld zijn deze aan de invloed van een Oost-Europese
volksmelodie toe te schrijven (waarschijnlijk de Russische). Hetzelfde streven
vindt men in de werken van Strawinsky; onze tijd vertoont dus in geografisch
ver van elkaar verwijderde gebieden dezelfde stroming: het verlevendigen van de
kunstmuziek met elementen van een frisse, niet door de scheppingen van de
afgelopen eeuw beďnvloede boerenmuziek.”
* pentatonisch: een muziekstuk dat
opgebouwd is uit melodieën van slechts vijf (pente) verschillende tonen (zoals
de zwarte toetsen cis-dis-fis-gis-bes op de piano) in plaats van de
gebruikelijke acht tonen (de witte toetsen c-d-e-f-g-a-b-c op de piano).
Uit Béla Bartók, Autobiografie van Bartók, 1921, ter
gelegenheid van zijn veertigste verjaardag.
Bronnen
Donald
J. Grout, Geschiedenis van de westerse
muziek.
Wouter Steffelaar, Muzikale
stijlgeschiedenis.
Onderzoeksresultaten
Je
hebt nu antwoorden geformuleerd op de onderzoeksvragen en deelvragen bij
probleemstelling 6.1 “De opvattingen van Bartók over volksmuziek verschillen
wezenlijk van die van de romantici uit de negentiende eeuw”. Aan de hand van
wat je hebt gevonden, formuleer je nu een antwoord op de probleemstelling waar
je onderzoek mee is begonnen. Let er op dat je ook in je antwoord meeneemt dat
je vanuit een bepaalde invalshoek naar deze stelling hebt gekeken. De
antwoorden op de deelvragen kun je daarbij gebruiken, maar het is ontoerijkend
om bij de onderbouwing van de probleemstelling alleen antwoorden op de
deelvragen te geven.
Je noteert de onderbouwing van de
probleemstellingen bij deze invalshoek in 1˝ tot 2 A4’tjes getypte tekst.
Daarnaast voeg je afbeeldingen toe die relevant zijn voor deze invalshoek. Deze
informatie vormt het uitgangspunt voor je presentatie.
ă
Palet CKV 2, aangepast op basis van de nieuwe eindtermen na 2022, door M.T. van
de Kamp, 2024
terug naar cultuur van het moderne