CULTUUR VAN ROMANTIEK EN REALISME – versie van na 2022


Accenten binnen het onderwerp:
· reactie op Verlichting en industriële revolutie: escapisme naast streven naar sociale rechtvaardigheid; · traditie tegenover vernieuwing (academie tegenover bijvoorbeeld romantische schilderkunst, realisme, impressionisme); fotografie en het effect ervan op de beeldende kunst;
· architectuur; neostijlen, ingenieursbouw, Jugendstil;
· melodrama; naturalistisch theater (bijvoorbeeld Henrik Ibsen, Johan August Strindberg);
· romantisch ballet in West-Europa en bloei laatromantisch ballet in Rusland;
· grand-opéra; Richard Wagner (Bayreuth, Gesamtkunstwerk); realisme in de opera (verismo);
· muziek in kleine kring (salons, Schubertiades) naast grote orkesten.


Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:

Kunst en religie, levensbeschouwing

- Visies op geschiedenis als een proces met verschillende uitkomsten: bijvoorbeeld de geschiedenis van het eigen nationale verleden en mythologie (de eigen wortels), de geschiedenis van de mensheid (darwinisme, marxisme).
- Natuur als religie, religieuze ervaring.
- Kunst en individualisme, mystieke beleving, weltschmerz.


Kunst en esthetica
- 'Schoonheid' wordt een relatief en subjectief begrip; L’art pour l’art tegenover andere visies op kunst. - Het schone en het sublieme.
- Verhevigde gevoelsuiting (bijvoorbeeld Johan Wolfgang von Goethe); individualisme en idee van de geniale kunstenaar (virtuositeit).
- Natuur als thema of inspiratiebron (bijvoorbeeld Carl Gustav Carus).
- Absolute muziek tegenover programmamuziek (bijvoorbeeld Hector Berlioz).
 - Historiciteit in theater (bijvoorbeeld Victor Hugo); naturalistisch theater (bijvoorbeeld invoering vierde wand).
- Originaliteit tegenover traditie: op de eigen tijd reflecteren (bijvoorbeeld Charles Baudelaire), herwaardering ambacht (bijvoorbeeld Arts and Crafts).


Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht
- Organisatie samenleving: nationale staten, imperialisme en streven naar vrije wereldhandel.
- Vrije markt: salons, kunsthandel, bourgeoisie en de staat kopen kunst.
- Toneel-, dans-, kunstacademies en conservatoria; kunstenaars gaan ook zelf op zoek naar leermeesters.
- Verzamelingen gekoppeld aan het prestige van een staat.
- Kunstkritiek.
- Wereldtentoonstellingen.
- Nationale musea (bijvoorbeeld Louvre, British Museum, Altes Museum, Rijksmuseum); openbare concertzalen en theaters (bijvoorbeeld Concertgebouw, Opéra Garnier).


Kunst en vermaak

- Tentoonstellingen voor het grote publiek.
- Salons, openbare concertzalen, theaters en operahuizen ook als plaatsen van sociaal gebeuren. - Liederencyclus; virtuositeit in de muziek (bijvoorbeeld Franz Liszt, Niccolò Paganini).
- Operette (bijvoorbeeld Die Fledermaus, La belle Hélène).
- Melodrama (bijvoorbeeld Sarah Bernardt) en variété/vaudeville.
- Sterrendom van de artiest (bijvoorbeeld Marie Taglioni).
- Gezelschapsdansen (bijvoorbeeld wals, polka).


Kunst, wetenschap en techniek
- Ontstaan nieuwe wetenschappen (bijvoorbeeld opkomst archeologie, muziekwetenschap, psychologie en kunstgeschiedenis).
- Ingenieursbouw: ijzer/glas constructies (bijvoorbeeld Crystal Palace, Eiffeltoren).
- Toename reproductiemogelijkheden.
- Gaslicht en elektriciteit in het theater.
- Fotografie en ontstaan van film (gebroeders Auguste en Louis Lumière).
- Verwetenschappelijking van het verzamelen: systematiseren van collecties naar soort en naar tijd/plaats.


Kunst intercultureel

- Superioriteitsdenken van het Westen.
- Effecten van kolonialisme en wereldtentoonstellingen.
- Naast oriëntalisme, japonisme, ook wederzijdse beeldvorming (het is kijken en bekeken worden);exotisme.
- Kennis van de wereld vergroot door fotografie: etnografische foto's, reisfoto's (bijvoorbeeld Alexandrine Tinne).