Muziek
in de Romantiek/ het Impressionisme
Inleiding:
Klassieke muziek
In de late 18de eeuw
was er grote onrust op politiek en sociaal vlak. De Amerikaanse burgeroorlog,
de Franse Revolutie en de Industriële revolutie vonden plaats.
Vanaf 1750 ontstond De
Verlichting: de stroming waarin het rationalisme (ratio = rede = verstand)
centraal stond. De toonaangevende stroming in de muziek is de Klassieke muziek.
Het woord klassiek wordt in de muziekgeschiedenis gebruikt voor de Klassieke
periode tussen ongeveer 1775 en 1815. Stijlkenmerken van de Klassieke periode
in de muziek zijn:
·
Duidelijke vormgeving (regelmatig/
planmatig/helder/duidelijk onderscheiden delen)
·
Relatieve eenvoud (in bijv. melodievoering)
·
Overwegend homofone stemvoering
·
De muziek is vrijwel altijd absoluut ( = muziek die
niet gebonden is aan buitenmuzikale inhouden, dus niet-programmatisch, en drukt
in de regel een aangenaam gevoel van evenwicht/ harmonie uit.)
·
De muziek kent een sterk geprofileerde, individuele
uitdrukkingskracht
·
Genres: symfonie, sonate, strijkkwartet; Kunstlied,
concert-aria; Opera seria en buffa, Opéra Comique; voortzetting van: Mis,
oratorium, concert.
De drie Weense componisten: Haydn,
Mozart en Beethoven zijn de drie grootste componisten uit de Klassieke muziek.
De
Romantiek
De Romantiek is de stroming die
als een tegenbeweging ontstaat op de Verlichting. In de Romantiek staat het
gevoel centraal. De Romantiek ontsproot aan een revolutionaire tijdgeest,
waarin vrijheidsdrang een belangrijke factor was. De nieuwe vrijheid in de
kunsten hield in dat men zich los kon maken van het Classicisme. De Romantiek
ontstond als eerste in de literatuur (Duitse schrijvers als Goethe, Schiller,
Heine). In de literatuur is het individuele, het eigen beleven dus het eerste te
zien. Er verschijnen boeken waarin de belangrijkste inspiratiebronnen zichtbaar
worden:
·
De ongerepte natuur
·
Reizen naar exotische culturen
·
De (eigen) geschiedenis/ het eigen verleden
·
Onbereikbare liefde
·
Persoonlijke religieuze belevingen
·
Dromen en nachtmerries
·
De Menselijke dramatiek, heldhaftigheid en emoties
In de muziek van de Romantiek
levert dit vooral veel verschillende tendensen op en er ontstaan soms
schijnbaar tegenstrijdige bewegingen:
Ongrijpbare
muziek: Door de invloed van verhalen vol
raadselachtigheid, wonderen en mystiek. Dit levert tastende, onbestemde
muziek op. |
Realisme: Door terug te grijpen op het
eigen verleden, ontstaan er veel invloeden die op de volksmuziek geïnspireerd
zijn. Dit is ongecompliceerde, direct herkenbare muziek |
Revolutionaire
vernieuwingsdrang: Dit werd zichtbaar in de
ontwikkeling van nieuwe muzikale genres als het Lied en het symfonisch
gedicht (een éendelig muziekstuk voor orkest, waaraan een buitenmuzikaal (=
programmamuziek gegeven ten grondslag ligt). Componisten die de vernieuwing
nastreefden waren: Liszt, Berlioz, Wagner,
|
Vasthouden aan de principes van
de Klassieke muziek: Deze componisten hechtten veel
waarde aan het muzikale verleden en zij hielden vast aan Klassieke tradities.
Zij hebben er mede voor gezorgd dat de muziek herleefde van componisten als
Bach en Palestrina en dat er een wetenschappelijke bestudering ontstond van
de muziekgeschiedenis. Mendelssohn,
Brahms en Bruckner behoorden tot de componisten die de klassieke tradities
bleven volgen. |
Programmamuziek: Franz Liszt was degene die de
programmamuziek liet ontstaan. Dit is muziek waarbij buitenmuzikale gegevens
de muziek beinvloeden: talloze componisten raakten in het begin van de
negentiende eeuw onder de indruk van schrijvers, dichters en filosofen. Zij
gingen proberen de door deze literatoren opgeroepen romantische gevoelens en
gedachten te vertalen in stemmingsvolle, vaak een programma volgende muziek.
Daarbij verwees de muziek vaak naar de bovengenoemde inspiratiebronnen van de
Romantiek. |
Absolute
muziek: Deze muziek is niet gebonden aan
buitenmuzikale inhouden, is dus niet-programmatisch, en drukt in de regel een
aangenaam gevoel van evenwicht/ harmonie uit. |
Opera: In de opera kwam
hartstochtelijkheid in de muziek vooral tot uitdrukking. Opera’s werden
grootse en meeslepende muziekspektakels. Opera werd steeds realistischer met
personages die in alledaagse gebeurtenissen en situaties optreden. In de
Franse opera ontwikkelde zich na de opéra comique, een Grand Opéra, dit was een volledig gezongen genre dat
grootse vormen aannam. De historische plots en personages worden daarui sterk
uitvergroot. |
Liederen
cycli: Tegenover het grote gebaar van
de opera, ontstonden ook de meer intieme Liederen, vaak met een gedicht van
hoge literaire kwaliteit als uitgangspunt, die in concerten in huiselijke of
kleine kring gezongen werden door de componist die daarbij dan vaak ook de
pianobegeleiding deed (denk aan Schubert). In ongeveer drie minuten diende
een verhaal gepresenteerd of een gemoedstoestand getypeerd te worden. Er
wordt gestreefd naar een fijne balans tussen tekst en muziek. |
Opera
van Richard Wagner: De componist Wagner had een
grote invloed op het genre. Hij streefde naar de ontwikkeling van een
gesamtkunstwerk, een totale verwevenheid van verschillende kunstdisciplines
in één kunstwerk. Wagners opera’s laten een
voortdurende stroom van vocale en instrumentale muziek horen (= de unendliche
melodie). Het zeer grote en kleurrijke orkest wordt bijna een ‘karakter’ in
het drama omdat het leidmotieven (= terugkerende themamuziek bij bepaalde
personen of stemmingen) presenteert, stemmingen verklankt en zangstemmen
(aria’s) begeleidt. Wagner liet een ‘eigen’ operatheater bouwen (het
festspielhaus in Bayreuth). |
|
Professionalisering:
Doordat er conservatoria en
universitaire muziekopleidingen ontstonden, konden componisten en uitvoerende
musici, een grondige en professionele vorming krijgen. Als gevolg daarvan
verbeterde het niveau van beide groepen en kreeg het muziekleven krachtige
impulsen voor verdere ontplooiing.
Sociale
status:
Componisten waren minder vaak in
dienst van hof, kerk of adel aangesteld (zoals dat in de periode van het Hof
nog wel gebruikelijk was), maar mede als gevolg van de Franse Revolutie was dit
patronage weggevaagd. Componisten werkten daarom vaker ‘voor zichzelf ‘. Zij
probeerden opdrachten te verwerven maar leidden een onzeker bestaan.
Tegelijkertijd kwam de burgerij
heel sterk op en deze had behoefde aan een eigen muziekleven, wat zorgde voor
publieke concerten waar men tegen betaling van entreegeld het concert kon
bijwonen. Later ontstonden de eerste concertzalen.
Het publiek wilde zowel oude
meesterwerken horen, (daardoor kon de muziekgeschiedenis opkomen) maar men
wilde ook wel nieuwe composities horen.
Soloconcerten
en virtuositeit:
Mede door de toegenomen scholing,
maar ook door invloed van de Romantiek, ontstond er grote belangstelling voor
muzikale genieën: vaak waren dit uitvoerende musici (die ook componist konden
zijn) die in een soloconcert op een enorm hoog niveau muziek speelden in een
bepaald genre/instrument, met veel vertoon van muzikaal technisch vakmanschap.
Door het publiek werden dergelijke virtuozen benaderd als idolen. De nadruk lag nogal eens op puur technische
vaardigheden, wat vaak tot waaghalzerij van de solist kon leiden. Er ontstond
dan vaak een ‘gevecht’ tussen de solist en het orkest.
Genres:
·
Symfonieën (vooral Mahler – de laat-romantische
componist is hiermee erg bekend geworden)
·
Symfonisch gedicht
= een programmatisch orkestwerk in één deel (Liszt)
·
Concerten: in romantische concerten werden alle
klankkleuren van het symfonieorkest benut. Het driedelige schema uit eerdere
perioden bleef gehandhaafd.
·
Soloconcerten (met virtuoze partijen voor de
solist) – de piano maar ook de viool waren de favoriete solo-instrumenten.
·
Pianomuziek, waarbij pianosonates afgewisseld
werden met nieuwe genres zoals: de wals, de polonaise, de mazurka, de ballade,
de fantasie, de romance, de bagatelle, de impromptu, het capriccio, de prelude
en het intermezzo. Componisten van pianomuziek in de Romantiek waren: Chopin,
Brahms, Schubert, Schumann, Mendelssohn, Liszt
·
Kamermuziek, met name Brahms componeerde veel
kamermuziek vooral allerlei instrumentencombinaties: een hoorntrio,
pianotrio’s, strijkkwartetten enz.
·
Liederen (Schubert, Liszt)
·
Opera (Wagner)
Het
Impressionisme: Claude Debussy
Het impressionisme is een
overgangsperiode tussen de Romantiek en de Moderne tijd. In de muziek zie je
dit ook goed: enerzijds is het een ontwikkeling die voortvloeit uit de
Romantiek, maar anderzijds zijn er veel vernieuwende invloeden in de
impressionistische muziek te ontwaren.
Het impressionisme was een
stroming die in Frankrijk ontstond als een reactie tegen de loodzware Duitse
romantiek. Het impressionisme manifesteerde zich eerst in de beeldende kunst,
waarbij een groep schilders – aangevoerd door de schilder Monet met zijn
‘Impression,
soleil levant’ . De
impressionisten schilderden wat zij waarnamen: in vaak lichte schildertoetsen
gaven zij de alledaagse realiteit weer. Het licht/ de sfeer van het moment was
daarbij van belang.
In Frankrijk maakte Claude Debussy
impressionistische composities: ook al sloot zijn gevoelige muziek nog wel aan
bij de ideeën van de Romantiek, toch bracht hij veel nieuwe ideeën in zijn muziek tot uiting. Hij ontwikkelde een nieuwe, rijke
harmonie en probeerde bepaalde gevoelens of gewaarwordingen in zijn muziek te
verklanken. Bij nadere beschouwing is de aanpak van Debussy totaal anders dan
die van de romantische componisten: hij vermeed bij toonkleuring de massieve romantische
tonen, door subtiele, mysterieuze, klankflarden te componeren. Zijn harmonieën
klinken enigszins vaag en tastend. Vaak maakt hij gebruik van klankakkoorden
die ‘vreemd’ en suggestief zijn. Zijn muziek is vaak sferisch en is grillig en
quasi-improvisatorisch van karakter. Je zou deze muziek mogelijk ook wel
filmisch kunnen noemen.
Bron:
W. Steffelaars – muzikale stijlleer