|
MUZIEK
IN DE HOFCULTUUR |
Muziek
in de RENAISSANCE (vanaf 1450) Harmonie,
evenwicht, soberheid, rust en klankschoonheid |
In de periode van de cultuur van
de Kerk zag je een ontwikkeling van de eenstemmige gregoriaanse gezangen,
naar de ingewikkeldere polyfonie. Dit zet verder door in de Renaissance, waar
de Nederlandse school een belangrijke rol gaat krijgen. De muziekstukken die
gemaakt worden zijn vooral: missen
(kerk); motetten (het geestelijke
lied) en madrigalen (het
wereldlijke lied) |
1: Dufay,
nr 6 EPN 2: Dufay 7
EPN 3: Dufay, 7
Muz Stijl. Blz. 46 EPN |
De Nederlandse school bestaat
uit zowel Zuid-Nederlandse, maar vooral ook Vlaamse componisten. Hun namen zijn Italiaans de
muziekgeschiedenis in gegaan, omdat zij vaak vanuit de Bourgondische hoven in
Vlaanderen naar Italië trokken om daar aan de hoven te gaan werken/
componeren/ musiceren. Een van deze Vlaamse componisten was: Guillaume Dufay. Hij gebruikte de cantus firmus, dat is 1 melodie als
basis (tenor – de stem die vasthoudt en waar omheen de andere stemmen zich
met hun melodieën vervlechten) |
4: J.
Ockeghem, Nr 8 EPN |
Bij Johannes Ockeghem onstaat de zeer complexe polyfonie: er worden nu heel veel verschillende
stemmen/melodieën met elkaar vervlochten. Toch is dit meer een verticale
harmonische polyfonie, dan een horizontale polyfonie (waarbij er meer op de
verschillende melodielijnen gelet wordt) zoals dit in de late middeleeuwen
het geval was. |
5: J. des Prez Nr 9 EPN 6: J.des Prez, Nr 8 Muz Stijl |
Het lijkt bijna een logische
reactie op een zo complexe muziek, waarin de stemmen zo sterk met elkaar
verweven raken, dat de tekst bijna niet meer verstaanbaar is, dat zich een
nieuwe ontwikkeling voordoet: deze wordt door o.a. Josquin des Prez ingezet. Hij brengt namelijk de tekst en de
muziek meer met elkaar in verband (in evenwicht). |
7:
Palestrina, Nr 14 EPN 8:
Palestrina, Nr 9 (mis) Muz stijl Blz. 67, 68, 69 EPN |
In de psalmen en gezangen
ontstaat ook een meer evenwichtige verhouding tussen muziek en tekst,
waardoor de polyfonie dus minder complex wordt. Deze ontwikkeling is mede
ingegeven door de Reformatie (Luther en Calvijn). Deze reformatie wil terug
naar de soberheid van het geloof. Daarbij past een sterker accent op het woord (inhoud) dan meer aandacht voor de
muziek (te frivool). Ook het concilie te Trente (blz 69) wil meer aandacht
voor de religieuze tekst. Giovanni
Palestrina maakt muziek die hier perfect op aansluit. |
9: Orlando di Lasso Nr 11 EPN 10: Orlando di Lasso, nr 12 EPN Blz. 60,61 EPN 11: La Pellegrina, nr 10 EPN, blz 58 EPN |
In Italie ontdekt Orlando di Lasso liederen die
gemakkelijk in het gehoor liggen (de villanelle
en de moresque). Hai Lucia is
een voorbeeld van een moresque. In deze tijd kan muziek door de uitvinding
van de boekdrukkunst nu overal
gespeeld worden: muziek beperkt zich niet meer tot het hof waar de componist
de muziek gecomponeerd heeft, maar kan ook op andere plaatsen gespeeld
worden. Andere hofmuziek is de muziek
van La Pellegrina, dat is een voorbeeld van een intermedi. |
12: Giaches
de Wert Nr 13 EPN |
Madrigalen: In de
polyfonie van de 16de eeuw is geen hoofdrol meer weggelegd voor de
tenorstem/ cantus firmus. Wel komt er steeds meer aandacht voor de tekstexpressie. Bijv. bij Giaches de Wert. De tekst wordt nu
eerder gedeclameerd dan gezongen.
Muziek loopt parallel aan de inhoud van de tekst, en de expressie van de
emotie die daarin tot uitdrukking komt, die gezongen wordt. |
13: Canzone Nr 10
Muz. stijll |
In
Venetië, ontstaat in de San Marco een nieuwe muzikale richting: de Venetiaanse school. Deze is ontstaan
door op de verschillende balkons in deze basiliek, koren neer te zetten. Deze
koren zorgen voor meerkorigheid. De klank van deze muziek is veelkleurig, en
echo geeft een belangrijke versterking van het effect. Om de tekst nog
verstaanbaar te laten blijven, is de muziek homofoon van karakter. Homofonie: dat is meerstemmige
muziek, waarbij één stem de melodie en het ritme bepaalt; de andere stemmen
zijn slechts harmonische begeleiding. |
Muziek
in de Barok (vanaf 1600)
Dynamische, dramatische expressie: Muziek is
theatraler van aard; grootser van opzet; dramatischer van expressie. Muziek
werd in de Barok in de eerste plaats gebruikte om gevoelens, hartstochten en
gemoedstoestanden (= affecten) zo treffend mogelijk weer te geven. Vaak worden
dramatische tegenstellingen gebruikt in de muziek. Monteverdi 14:
Monteverdi,
Nr 11 Muz. Stijl. 15:
Monteverdi, Nr 15 EPN 16:
Monteverdi, Nr 14 Muz.Stijl. |
Aan het
hof van Mantua, werkt een van de allerbelangrijkste componisten uit de
hofcultuur: Claudio Monteverdi.
Hij vindt ook dat het woord over de muziek moet heersen en niet haar dient.
Hij componeert aan het hof van Mantua een van de eerste opera’s: L’Orfeo. Naar de mythe van Orpheus.
Men vindt in die tijd dat muziek in staat is emoties te sturen. De eerste
operavoorstelling is een experiment van wetenschappers en kunstenaars van de
academie (de camerata), die
verbonden zijn aan het hof, om het klassiek Griekse theater te reconstrueren.
Volgens de academie werden teksten in het klassieke theater onafgebroken
begeleid door muziek. Orfeo is een integratie van theater en muziek. Opera houdt
in: ·
De zangpartijen benaderen spreektaal ·
Voorkeur voor monodie dat is eenstemmige zang met eenvoudige begeleiding in
akkoorden, waarbij de tekst op een vertellende manier (declamatorisch)
gezongen wordt, begeleid door een doorlopende baspartij (de basso continuo) ·
Gezongen monologen en dialogen (in Orfeo e.a.
opera’s) worden afgewisseld met instrumentale stukken, koorzang en eventuele
aria’s (dat zijn solistische liederen, waarbij de tekst ondergeschikt is aan
de muziek, en waarin de emoties tot uitdrukking komen) Monteverdi
maakt onderscheid tussen de prima
prattica (de muziek die zich aan de muzikale regels houdt, en waarbij de
tekst ondergeschikt is) en de seconda
prattica, waarbij de muziek gebruikt wordt om de betekenis van de tekst
te versterken (ook als dat tegen de muziekregels in gaat). Een voorbeeld van
de seconda prattica is bijvoorbeeld een recitatief.
Een recitatief is een gedeelte in een opera of oratorium, waarin de solist ‘zingend gesproken’ een verhaal
vertelt met summiere begeleiding. In de
Renaissance, is aan de hoven een steeds sterker belang gehecht aan de
welsprekendheid. Retorica (de leer
van de overredingskracht) speelt daarin een hele belangrijke rol. De
retorica, leidt in muzikale termen tot de affectenleer, waarbij de emoties versterkt worden in de muziek,
door de inhoud en expressie van de tekst aan te laten sluiten bij de melodie,
en de expressie van de muziek. |
Soorten opera 16 t/m 22: Lully – Phaëton – tragédie lyrique |
In heel
West-Europa verspreidde zich de opera, er ontwikkelden zich nationale
stijlen. De opera seria is de
ernstige Italiaanse opera met mythologische figuren en een veelal tragische
strekking. De opera buffa
ontwikkelde zich uit de komische tussenspelen (intermezzi) die tussen de
bedrijven van de opera seria opgevoerd werden. De personages zijn ‘gewone
mensen’ uit de alledaagse realiteit die vaak zeer komisch neergezet worden. In
Frankrijk kwam onder supervisie van hofcomponist Jean Baptiste Lully, de tragédie
lyrique tot ontwikkeling, een ernstige opera met mythologische figuren,
veel dansen en enigszins statige, gestileerde muziek. In deze Franse
nationale operastijl stond de muziek in tegenstelling tot de Italiaanse opera
in dienst van de tekst en het drama. Naast de tragédie lyrique kwam de Franse
opéra comique tot wasdom. Die was
niet altijd komische maar wel lichtvoetig van aard, mede omdat er gesproken
dialogen in plaats van recitatieven in gebruikt werden. |
BRONNEN |
EPN
– De Bespiegeling (boek + cd) Muzikale
Stijlleer – Wouter Steffelaars (boek + cd) |
|
|