Onderwerp: Cultuur van het
moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw
Accenten
binnen het onderwerp:
• architectuur - systeembouw, vorm en functionaliteit;
• futurisme;
• Schönberg in
verband met expressionisme en seriële muziek; Strawinsky
en antiromantische
tendensen; Satie;
• naar abstractie in de beeldende kunst;
• Ballets Russes;
• kostuumontwerpen van Popova, Stepanova;
• expressionistische dans;
• jazz;
• film/theater en verwerping van 'realisme' (Eisenstein,
Brecht);
• verzamelingen: collectie museum Kröller-Müller,
volkenkundige musea, volksmuziek (Bartók).
Specificaties
van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie:
Kunst en
religie, levensbeschouwing
·
Visies op geschiedenis: breuk met het verleden.
·
Utopieën van nieuwe tijd: kunst is baanbreker
voor die nieuwe tijd; kunst wil maatschappij
veranderen.
·
Kunst heeft op zich geestelijke waarde
(democratisering van de kunst als gedachte), zeker
·
abstractie, en universele betekenis (heeft geen
verhalen, verwijzingen nodig).
·
Voorbeelden zijn ondergeschikt aan vormgeving en
onderzoek.
Kunst en
esthetica
·
Van het materiële naar het geestelijke:
verwerping natuurgetrouwheid; vorm, verhouding (De Stijl).
·
Expressietheorieën; vervreemding; emancipatie van
de dissonant (Kandinsky, Brecht).
·
Morele aspecten van verwerpen van decoratie (form follows function;
Loos).
·
Definiëren van specifieke grondslagen van elke
kunstdiscipline; bij muziek en dans meer op de
voorgrond treden van het
ritme.
·
Natuur: de structuur achter de zichtbare natuur.
·
Originaliteit: samen met een groep
gelijkgestemden het nieuwe brengen.
Kunstenaar
en opdrachtgever; politieke en economische macht
·
Opleiding: andere dan traditionele academies zijn
nodig met een onderzoekende, experimentele
houding (Bauhaus); zelfstandige gezelschappen (dans, drama, muziek).
·
Opdrachtgevers: waarderen en steunen de onafhankelijkheid
van kunstenaars en hun zoeken
naar nieuwe mogelijkheden.
·
Maatschappelijke organisatie: 'breukvlak': oude
en nieuwe maatschappelijke vormen botsen;
nationalisme versus
internationalisme; socialisme.
·
Verzamelingen: kunstgalerieën; individuen, naar
eigen smaak (de staat verzamelt oude kunst).
Kunst en
vermaak
·
Film als amusement, theatershows.
·
Amusementsideeën van muziek.
Kunst,
wetenschap en techniek
·
Kunst probeert de werkwijze van wetenschap te hanteren:
grondslagenonderzoek; muzikale
bronnen (partituren);
kunst als 'laboratorium' (Bauhaus); onderzoek nieuwe
materialen en hun
eigenschappen; uitbreiding
begrip klankkleur.
Kunst
intercultureel
·
Onderzoek volksmuziek (Bartók).
·
Maskers en beelden uit Afrika en Oceanië.
·
Jazz.
·
Niet-Europese invloeden op Picasso,
Matisse en Kirchner.
·
Exotische aspecten van Ballets
Russes.
·
Theater: oosterse invloeden.