Examenprogramma
Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) 2 h.a.v.o.
bron: Examenprogramma’s
profielen vwo/havo Culturele en Kunstzinnige Vorming 2 en 3, OcenW. Wilt u het complete examenprogramma bestellen: dan
kunt u dat bij: Sdu-servicecentrum, Postbus 200014,
2500 EA Den Haag. ISBN 90 346 3672 0 (f 25,- )
1 Het eindexamen
Het eindexamen bestaat
uit het schoolexamen CKV 2,3. Het examenprogramma bestaat uit de volgende
domeinen:
. Domein A Vaardigheden
en benaderingswijzen;
. Domein B
Invalshoeken voor reflectie;
. Domein C
Onderwerpen.
Het eindcijfer van de
combinatie van deelvakken CKV 2,3 is het rekenkundig gemiddelde van het cijfer
voor het centraal examen CKV 2 en voor het schoolexamen CKV 3.
1.1 Het centraal examen
Het centraal examen
heeft betrekking op de domeinen B en C in combinatie met de vaardigheden en
benaderingswijzen uit domein A.
Van domein C komen aan
de orde:
a. de subdomeinen
Cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw en
Massacultuur in de tweede helft van de twintigste eeuw;
b. een van de overige subdomeinen, door of in opdracht van de minister
bekend gemaakt.
Het centraal examen
wordt afgenomen in een zitting van 3 uur.
2 De examenstof
Domein A: Vaardigheden en benaderingswijzen
1. de belangrijkste
termen en begrippen hanteren uit de kunstdisciplines beeldende vormgeving,
dans, drama en muziek die voorwaardelijk zijn voor adequate receptie en
reflectie, alsmede die welke noodzakelijk zijn voor een goed begrip van
verbanden tussen kunst en cultuur.
2. informatie
over kunst en cultuur herkennen, benoemen en toepassen om verbanden aan te
geven.
3. bij het
reflecteren bronnenmateriaal op een adequate wijze hanteren.
Domein B: Invalshoeken voor reflectie
Subdomein: Kunst en
religie, levensbeschouwing
4. beschrijven
met welke visies, doelen en middelen de kunsten religieuze en/of
levensbeschouwelijke uitgangspunten vertolken.
5. de in de
verschillende kunstdisciplines meest voorkomende civiele, mythologische en
religieuze onderwerpen en genres herkennen en deze in verband brengen met
bovengenoemde visies en doelen.
Subdomein: Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
6. de positie van de kunstenaar beschrijven in relatie tot vraag en aanbod
in het kunstbedrijf en in de historische context.
7. de functies en doelstellingen van kunst in dienst van politieke ideeën
in relatie tot de historische context beschrijven en de meest kenmerkende
middelen aangeven.
8. aangeven welke inhoud (boodschap, propaganda, verzet) hierbij uitgedrukt
wordt.
Subdomein: Kunst en
vermaak
9. aangeven hoe vorm en inhoud bepaald worden
door de vermaaksfuncties van kunst in relatie tot het daarbij betrokken publiek
en de historische context.
Subdomein: Kunst,
wetenschap en techniek
10. met voorbeelden aangeven hoe kunst en
wetenschap/techniek op elkaar inwerken.
Subdomein: Kunst
intercultureel
11. de invloed
herkennen en beschrijven die andere culturen hebben op de Westerse kunst en
deze plaatsen in de cultuurhistorische context.
12. de betekenis
beschrijven van voorbeelden van wederzijdse culturele beïnvloeding.
Domein C: Onderwerpen
Subdomein: Cultuur van
de kerk in de elfde tot en met veertiende eeuw
13. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- kerken
met bijbehorende beeldende kunstproducten;
- religieus
drama in en buiten de kerk;
- kerkmuziek:
ontwikkeling in relatie tot het Gregoriaans; meerstemmige mis, motet;
- verzamelingen:
kerkschatten.
Subdomein: Hofcultuur in
de zestiende en zeventiende eeuw
14. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- paleizen,
villa's, tuinen;
- commedia
dell'arte, komedie/tragedie, hofmuziek, opera, comédie-ballet, hofdans, hofballet, hof van Mantua, Monteverdi;
- Versailles: tuinen, exterieur, interieur
en wandtapijten (Lodewijk XIV);
- vorstelijke
verzamelingen.
Subdomein: Burgerlijke
cultuur van Nederland in de zeventiende eeuw
15. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- stadhuis/paleis
op de Dam;
Subdomein: Cultuur van
romantiek en realisme in de negentiende eeuw
16. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- liederencyclus;
opera; Wagner, Bayreuth,
Gesamtkunstwerk;
- melodrama;
- fotografie
en het streven naar realiteit;
- ballet;
- wereldtentoonstellingen;
- openbare
concertzalen (Concertgebouw);
- verzamelingen:
op verschillend gebied; staatscollecties (Louvre,
British Museum, Rijksmuseum); privé-collecties.
Subdomein: Cultuur van
het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw
17. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- architectuur
- systeembouw, vorm en functionaliteit;
- futurisme;
- Schönberg in verband met
expressionisme en seriële muziek; Strawinsky in
verband met 'Ballets Russes'
en antiromantische tendensen; Satie;
- naar
abstractie in de beeldende kunst (Picasso, Matisse, Kandinsky, Kirchner, Mondriaan, Brancusi,
Gabo);
- 'Parade',
'Ballets Russes';
kostuumontwerpen van Popova, Stepanova;
- expressionistische
dans;
- jazz;
- film/theater
en verwerping van 'realisme' (Eisenstein, Brecht);
- verzamelingen:
collectie museum Kröller-Müller, volkenkundige
musea, volksmuziek (Bartok).
Subdomein: Massacultuur
in de tweede helft van de twintigste eeuw
20. de
eindtermen van domein A en B toepassen op de volgende onderwerpen:
- Popart
en massamedia;
- soaps, comedy, tv-drama, videoclips;
- musical;
- kleding
in massacultuur en subculturen;
- popmuziek,
filmmuziek, elektronische muziek, 'fusion';
- multidisciplinaire
kunst;
- postmodernistische
kunst in relatie tot massacultuur;
- verzamelingen:
Centre Pompidou,
Groninger museum.
Aanhangsel bij het
examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming 2 h.a.v.o.
Domein B
Eindterm 5
Onder 'civiele
onderwerpen en genres' worden de onderwerpen en genres verstaan die ontleend
zijn aan het leven van alledag, burgerlijke moraal, historische bronnen. Dit
ter onderscheiding van mythologische of religieuze bronnen.
Domein C
Subdomein: Cultuur
van de kerk in de elfde tot en met veertiende eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: heilsgeschiedenis (Bijbel) 'begin en eind bekend'.
- Items:
schepping; zondeval; geboorte, leven, sterven en opstanding van Christus;
laatste oordeel; Maria.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Opleiding:
leren in werk-/bouwplaats, klooster-/kathedraalscholen
(muziek).
- Kunst
als ambacht: meester-gezel relatie; beginnende gilde-organisatie.
- Ontstaan
en ontwikkeling van muziek- en van dansnotatie.
- Opdrachtgevers:
kerk, adel, gilden.
- Organisatie
samenleving: feodaal systeem, opkomst stad.
- Verzamelingen:
kerkschatten, onder andere relieken, boek (muzieknotatie).
Kunst en vermaak
- Liturgisch
drama, met inbegrip van kluchtige elementen.
Kunst, wetenschap en
techniek
- Samenhang
kennis, geschiedenis, moraal en geloof (encyclopedisch geheel).
- Ontstaan
meerstemmigheid.
- Technische
ontwikkeling: skeletbouw.
Kunst intercultureel
- Kruistochten
en contacten met Arabieren (hoog beschavingspeil van Arabieren).
Subdomein:
Hofcultuur in de zestiende en zeventiende eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: christelijke heilsgeschiedenis, mythologische en
historische visies op geschiedenis via scheppingsverhalen uit de oudheid
en via klassieke historieschrijvers. Pogingen om - allegorisch - deze twee
werelden te verbinden.
- Items:
- oudheid,
klassieke mythologie: liefde van de goden;
- humanisme:
portretten en individualisering.
- Aandachtspunten:
Ovidius ('Metamorfosen: Apollo
en Daphne, Danaë, Orpheus'); Lodewijk XIV als Apollo, zonnegod, Alexander
de Grote, keizer Augustus.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Ontworsteling
aan 'ambacht'; naar 'artes liberales', ook
theoretische kennis. Naast 'vrije ondernemer' toch grootste status als
'hofkunstenaar'.
- Opleiding:
onder Lodewijk XIV zeer gecentraliseerd in
'academies'.
- Opdrachtgevers:
naast het hof ook kerkvorsten, patronage.
- Organisatie
samenleving: streven van vorsten naar sterkere, centrale macht, ook
economisch.
- Verzamelingen:
vorsten verzamelen oudheden en eigentijdse kunst status van de vorst.
Kunst en vermaak
- Thema's
zoals liefdes der goden hebben ook een vermaaksfunctie.
- Monodie,
specifiek instrumentale muziek.
- Villa's
als 'lustoorden'.
- Spelletjes
en fonteinen in tuinen.
- Theaterspektakel, opera (Lully, Molière).
- Hofdans,
hofballet en danssuite (gestileerde dansen en muziek).
Kunst, wetenschap en
techniek
- Optica,
perspectief, anatomie, landmeten, cartografie.
- Onderzoek
van werkelijkheid.
- Samenhangend,
steeds 'mechanischer' wereld (machinerieën).
- Aandachtspunten:
Leonardo.
Kunst intercultureel
- Ontdekkingsreizen.
- Aandachtspunten:
Lully 'Le Bourgeois gentilhomme'.
Subdomein:
Burgerlijke cultuur van Nederland in de zeventiende eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: religieus én wereldlijk.
- Diversiteit
van christelijke geloofsovertuigingen.
- Items:
in stadhuis op de Dam - opstand tegen Spanje parallel aan opstand Bataven
tegen Romeinen; Vanitas (oudheid - stoïcijns,
bijbel - Prediker); diverse -moralistische-
genres.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Opleiding:
ateliers; reizen naar Rome; niet centralistisch steden/regio's.
Onderscheid tussen 'ambachtsman' en 'geleerde kunstenaar'. 'Studie'
oudheid belangrijk.
- Opdrachtgevers:
vrije markt, gedeeltelijk beschermd door de overheid, corporatieve
opdrachten (stadsbesturen, regenten, collegium musicum,
etc.); de rol van uitgevers/drukkers; individuele opdrachtgevers.
- Organisatie
samenleving: de Republiek zoekt zijn plaats tussen grootmachten (17e
eeuw); Amsterdam 'centrum wereldhandel'.
Subdomein: Cultuur
van romantiek en realisme in de negentiende eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: een voortgaand, lineair proces (met verschillende
uitkomsten).
- Items:
het specifieke én het universele: geschiedenis van het eigen nationale
verleden en mythologie (b.v. Germaanse mythologie), de eigen wortels én
'geschiedenis van de mensheid' (universeel) al dan niet fictieve
historische personen; 'human affairs',
fantasiewereld; natuur.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Opleiding:
toneel-, dans-,
kunstacademies en conservatoria; kunstenaars gaan ook zelf op zoek naar
leermeesters (historische voorbeelden of 'de natuur zelf').
- Opdrachtgevers:
de markt verschillende belangen en motieven, en de staat koopt kunst.
- Organisatie
samenleving: nationaal bewustzijn; naties, staat - burgers streven naar
vrije wereldhandel; concurrentie.
- Verzamelingen:
systematiseren van collecties naar soort en naar tijd/plaats.
Verzamelingen ook gekoppeld aan prestige van een staat.
Kunst en vermaak
- Musea/tentoonstellingen
ter lering en vermaak.
- Liederencyclus,
wals, operette, romantisch ballet, vaudeville-theater.
- Salons,
openbare concertzalen, schouwburgen en operahuizen ook als plaatsen van
sociaal gebeuren; wisselwerking tussen kunst en groter publiek.
Kunst, wetenschap en
techniek
- Opkomst
muziekwetenschap en kunstgeschiedenis.
- Specialisatie
wetenschappen, ook in zekere zin specialisatie in de kunsten;
tegelijkertijd behoefte bij elkaar te komen in Gesamtkunstwerk;
ballet: losmaken uit de opera.
- Samenwerking
met ingenieurs: ijzer/glas constructies.
- Toename
reproductiemogelijkheden.
- Gaslicht
en elektriciteit in het theater; meer realistisch spektakel.
- Fotografie.
- Verwetenschappelijking
van het verzamelen.
- Aandachtspunten:
Crystal Palace, Eiffeltoren.
Kunst intercultureel
- Effecten
van kolonialisme en wereldtentoonstellingen.
- Kennis
van de wereld vergroot door fotografie (etnografische foto's, reisfoto's).
- Aandachtspunten:
Debussy, Petipa, Van Gogh.
Subdomein: Cultuur
van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: breuk met het verleden.
- Utopieën
van nieuwe tijd: kunst is baanbreker voor die nieuwe tijd; kunst wil
maatschappij veranderen.
- Kunst
heeft op zich geestelijke waarde (democratisering van de kunst als
gedachte), zeker abstractie, en universele betekenis (heeft geen verhalen,
verwijzingen nodig).
- Items:
zijn ondergeschikt aan vormgeving en onderzoek.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Opleiding:
andere dan traditionele academies zijn nodig met een onderzoekende,
experimentele houding (Bauhaus); zelfstandige
gezelschappen (dans, drama, muziek), als club of gegroepeerd rond een
persoonlijkheid.
- Opdrachtgevers:
betrokken, stimulerende individuen.
- Maatschappelijke
organisatie: 'breukvlak': oude en nieuwe maatschappelijke vormen botsen;
nationalisme versus internationalisme; socialisme.
- Verzamelingen:
kunstgalerieën; individuen, naar eigen smaak (de staat verzamelt oude
kunst).
Kunst en vermaak
- Film
als amusement, theatershows.
- Amusementsideeën
van muziek (Satie e.a.).
Kunst, wetenschap en
techniek
- Kunst
probeert de werkwijze van wetenschap te hanteren: grondslagenonderzoek;
muzikale bronnen (partituren); kunst als 'laboratorium' (Bauhaus); onderzoek nieuwe materialen en hun
eigenschappen; uitbreiding begrip klankkleur.
Kunst intercultureel
- Onderzoek
volksmuziek (Bartok).
- Maskers
en beelden uit Afrika en Oceanië.
- Jazz.
- Niet-Europese
invloeden op Picasso, Matisse
en Kirchner.
- Exotische
aspecten van 'Ballets Russes'.
- Theater:
oosterse invloeden.
Subdomein:
Massacultuur in de tweede helft van de twintigste eeuw
Kunst en religie,
levensbeschouwing
- Visies
op geschiedenis: fragmentarisch; opgeven van vooruitgangsidee;
richtinggevende ideologieën zijn er niet (postmodernisme, Jencks); consumeren, vermaakt worden.
- Grote
verscheidenheid in levensbeschouwingen waaronder relativisme, cynisme, 'no illusion' (punk),
hedonisme.
- Veelheid
van betekenissen door citaten en fragmenten; realiteiten; eigen fantasieën
(Eco).
- Items:
'verleidelijke' massaproducten; rollen die mensen spelen, 'sterren'; seks
en geweld; (nep-)sentimentele beelden;
geënsceneerde beelden.
Kunstenaar en
opdrachtgever; politieke en economische macht
- Opleiding:
vrij individualistische, eclectische leerroute.
- Opdrachtgevers:
- voor
zogenaamde hoge cultuur subsidies en sponsors;
- massacultuur
marktmechanismen.
- Het
spanningsveld tussen 'hoge' en 'lage' kunst.
- Sterrendom.
- Maatschappelijke
organisatie: globalisering; sterke individualisering (pluralisme,
subculturen).
- Verzamelingen:
behalve eigen smaak, inspelen op actualiteit; kunst als handel en
investering.
Kunst en vermaak
- Hollywoodfilms, tv, reclame, stripverhalen,
posters, megatentoonstellingen en manifestaties.
- Popmuziek, soaps, videoclips, musicals.
- Kleding.
Kunst, wetenschap en
techniek
- Reproduceerbaarheid.
- Computertechnieken
en elektronische kunst.
- Audiovisuele
media.
- Simulaties.
- Virtual reality.
Kunst intercultureel
- (Stijl)citaten
uit verschillende culturen, c.q. subculturen.
- Fusion, samensmelting.
- Wereldwijd
opereren van kunstenaars.
- Maatstaven
voor kunst: westers versus cultuurrelativisme.
- Kunst
van allochtonen; wereldmuziek.
home