OVER CREATIVITEIT
Over creativiteit verschijnen momenteel veel wetenschappelijke
publicaties. Hieronder een aantal interessante gegevens voor de beeldende
vakken uit de boeken van
·
Runco,
Mark A. (2007) Creativity.Theories and Themes:
research, development and practice. Elsevier Academic Press. Burlington MA.
·
Sawyer,
Keith R. (2006). Explaining Creativity. The Science of Human Innovation. Oxford
University Press, New York.
·
Langer,
Ellen J. (1997). The Power of Mindful Learning. Da
Capo Press, Cambridge.
·
Ebbens, S., & Ettekoven,
S. (2005) Actief Leren. Tweede druk. Wolters-Noordhoff,
Groningen.
Problem-finding en problem-solving
Bij de beeldende vakken wordt de
probleemgestuurde aanpak van Eisner veel gehanteerd.
Daarbij vormen type III doelen (problem-solving)* het
uitgangspunt. Uit het onderzoek van Marc A.Runco,
maar ook van Keith R.Sawyer
en Ellen J. Langer valt op te maken dat het creatieve proces eerder een
afwisseling laat zien tussen problem-finding (=
divergent denken) en problem-solving(= convergent
denken) en dus niet alleen uit problem-solving bestaat. Het creatieve (beeldende)proces
wordt gekenmerkt door flow/mindfulness
daarbij is er sprake van zeer grote aandacht, concentratie en motivatie gericht
op het uitvoeren van een taak (in het uitvoeren van deze taak kan een individu
zijn inzicht, kennis en vaardigheden (talenten) kwijt , waardoor er een groot
gevoel van voldoening ontstaat tijdens het uitvoeren van deze taak). De proces-gestuurde aanpak die veel gebruikt wordt bij de
beeldende vakken in het voortgezet onderwijs (inclusief het gebruik van
procesverslagen in logboeken), lijkt niet helemaal te volstaan om het creatieve
proces van leerlingen werkelijk te bevorderen.
Expressive objectives, problem-finding,
mindfulness, kennis wendbaar
toepassen
Expressive objectives (Eisner), problem-finding (Sawyer), MIndfulness**
(Langer) ofwel kennis wendbaar toepassen
(Ebbens) zijn wezenlijk voor de ontwikkeling van creativiteit. Sawyer maakt ten aanzien van beeldende processen nog het
onderscheid tussen enerzijds het idee
van een beeldend werk en anderzijds het proces van het maken/uitvoeren van beelden. Daarbij geeft hij het belang aan van
dat proces van het maken van beelden
en de nieuwe ideeën die daaruit voortvloeien voor de creativiteitsontwikkeling
en innovatie. Interessant gegeven uit het boek van Runco
(en eveneens uit het boek van Langer) is dat docenten in de beeldende vakken,
vaak de neiging hebben de beeldende processen sterk te sturen, en nadrukkelijk
(specifieke) eisen aan het product en (de gestructureerdheid van) het proces te
stellen (denk aan de vormgeving van het Centraal Praktisch Eindexamen in de
beeldende vakken op vwo met daarbij de procesbeschrijvingen en denk ook aan het
werken met logboeken) terwijl dit eerder het problem-solving lijkt te
benadrukken en niet zozeer het problem-finding (wat volgens de huidige opvattingen meer
gericht lijkt te zijn op de werkelijke ontwikkeling van creativiteit). Dit wil
echter niet zeggen dat reflectie niet belangrijk is, maar tijdens het creatieve
proces kan de te grote nadruk op problem-solving het
creatieve proces juist remmen. Sterke structurering van het proces (te
specifieke en te weinig open stappenplannen bijvoorbeeld) en erg specifieke eisen aan het product lijken juist
niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van de creativiteit, maar in het
onderwijs in de beeldende vakken is dit nu juist iets wat veel docenten geneigd
zijn te doen.
Het creatieve proces
Het creatieve proces volgens de vier
stadia in het model van Wallas (preparatie,
incubatie, illuminatie en verificatie/elaboratie),
lijkt momenteel nog steeds het uitgangspunt te zijn voor een goede weergave van
creatieve processen. Daarbij is er steeds meer onderzoek gericht op het relatief
onbekende aspect van de tweede fase, de incubatie, waarbij het onbewuste een
rol lijkt te spelen. Uit de literatuur van bovengenoemde personen blijkt hoe
belangrijk het is dat leerlingen gestimuleerd worden om zelf te associëren en
exploreren en door de docent aangemoedigd worden om nieuwe ideeën te bedenken
om nieuwe benaderingen te kiezen, en daarbij niet meteen aan te strikte eisen
moeten voldoen: dat belemmert de creativiteit sterk. Het belang van
betekenisvolle opdrachten voor leerlingen is groot. Dat motiveert en
inspireert. Samengevat houdt het in dat de docent de leerling mogelijkheden
moet bieden om creativiteit te ontwikkelen, creatief te kunnen denken. Docenten
zouden dit aan moeten moedigen en zij zouden zelf het goede voorbeeld daarin
moeten zijn voor leerlingen. Flexibiliteit (open staan voor het nieuwe) en mindfulness (bewuste aandacht hebben voor) in plaats van
rigide routine (werken volgens regels en structuren die aanleiding geven tot
gedachteloos uitvoeren) is daarbij heel belangrijk. Een open en veilig
leerklimaat blijkt eveneens van groot belang te zijn voor de ontwikkeling van
creativiteit.
* Eisner’s
type III doelen:
Instructive objectives = kennis van vaardigheden, technieken en
begrippen (kleurenleer; compositie, technieken als solderen enz) – convergent
denken
Expressive objectives = experimenteren, onderzoeken, concepten of
gevoelens in beeldend werk verwerken; persoonlijke ervaringen of standpunten
verwerken in beeldend werk, divergent denken
Type III objectives
= toegepast werken; thematisch werken;
probleemoplossend leren (binnen een gesteld kader – PISA) ofwel:
creatief probleemoplossend werken (van divergent naar convergent denken);
procesmatig leren/ werken
** Mindfulness
volgens Ellen J. Langer heeft te maken met leren in, van en door contexten.
Leren zou volgens haar niet gedachteloos moeten plaatsvinden (zoals bij het
leren los van context, het reproductief leren) maar juist bewust moeten
gebeuren en met een open houding naar datgene wat nieuw is voor de lerende. Daarbij
zou kennis & leren altijd in een context geplaatst moeten worden en zo
aanleiding geven tot een open houding en tot bewust leren. Mindfulness
is een begrip dat eveneens gerelateerd wordt aan oosterse meditatie, maar het
is niet identiek aan de opvatting van Langer.
HET CREATIEVE PROCES
Het creatieve proces: voorbereiden ( = problemfinding)
FASE1: Brainstormen over onderwerp = associëren, divergent denken,
actief zoeken & analyseren wat je probleemstelling is. Kwantiteit is
belangrijk, overleg eventueel samen met anderen en bestudeer bijvoorbeeld ook
de manier van brainstormen van een ander. Stel je oordeel uit. In tijdschriften
& kranten & tv, in boeken (info over kunstenaars) en eigenlijk overal
informatie en inspiratie opdoen: ook in je eigen omgeving veel ideeën
noteren/tekenen (ook tussentijds dus niet alleen in de lessen )
Het creatieve proces: je eigen maken van het probleem + uitbroeden ( = problemfinding
)
FASE 2: Alle mogelijke ontwerpideeën vastleggen (op allerlei
manieren, kies de wijze die het beste bij jou past): schrijven, tekenen,
collages maken enz. enz. Op inspiratie moet je niet wachten, maar je moet die
actief gaan opzoeken, je ervoor openstellen door bezig te blijven met beelden/
met je onderwerp (dat kan op allerlei verschillende manieren). In deze fase van het proces moet je
gemotiveerd zijn en hard werken. Dit is een heel belangrijke fase in het
creatieve proces.
Het creatieve proces: inzicht – het beeldende
werkproces (= afwisselend problemfinding en problemsolving )
FASE 3: Van de ontwerpideeën, kies je de beste ideeën die je verder
gaat onderzoeken. Daarvoor ga je snelle schetsen maken (voor de vorm) je gaat
proeven doen voor materiaal/constructie/ techniek en kleur (niet
arbeidsintensief maar snelle proeven)
Je blijft kijken naar wat er uit je handen komt
Je blijft denken over de beste manier om het idee te
visualiseren - noteren
Je blijft zoeken naar nieuwe ideeën of invalshoeken die
je op zou kunnen nemen in je ontwerp.
Het creatieve proces: verificatie en elaboratie
(= problemsolving )
FASE 4: Dan stel je vast wat het beste ontwerp is: aan welke eisen
moest het ontwerp voldoen (bij een toegepaste opdracht); je bepaalt of jij
vindt dat dit ook echt het beste ontwerp is (op basis van welke argumenten vind
je dat ?) dat je kunt maken of dat er toch nog verbeteringen in moeten
komen. Het beste ontwerp ga je verder
uitwerken. Dit kost veel tijd, zorg dat je nu een goede planning maakt waarin
je tegenvallers opneemt. Neem extra tijd om alles goed af te werken en om het
goed te presenteren
CREATIVITY: Theories and Themes, Research,
Development and Practice - Mark A. Runco, 2007
Organizational climate
1.
Challenges individuals with tasks,
goals, and institutional operations. Work must be meaningful. “The development
and survival of the organization is important” to employees (of: leerlingen).
2.
Employees (of: leerlingen) must have opportunities
and initiative. This may be apparent in how communication within and outside
the organization and in the methods available obtain information. Communication
rules are important
3.
There must be support for new ideas.
They are encouraged and rewarded
4.
Employees (of: leerlingen) must be trusted and feel that trust. This will
support their initiative. Risk is minimal because employees know they are
trusted and in turn trust the organization (e.g. leaders, managers)
5.
There is a permissive environment
with frequent discussion and debate but no actual animosity.
6.
Risk taking is supported. Experiments
and the accompanying risks are tolerated. Risk is viewed as part of the
creative process.
Creative personality
Autonomy,
independence and non-conformity Tolerance
of ambiguity
Flexibility Risk
taking or risk tolerance
Preference
for complexity Intrinsic
motivation
Openness
to experience Psychological
androgyny
Sensitivity Self-efficacy
Playfulness Wide
interest and curiosity
Educational perspectives on
creativity
Educators
need to:
1.
Provide opportunities for children to
practice creative thinking
2.
Value and appreciate those efforts
3.
Model creative behaviours themselves
Teaching
experience:
It makes some sense that the teachers
would emphasize the cognitive components of creativity, given that their job is
to educate children. This may lead them to assume that they should be
increasing the vocabulary of their charges and facilitating problem-solving and
other intellectual skills. But in terms of creativity, intrinsic interest and
other personal characteristics should be recognized. If the environmental
components are relegated it may be that the teachers do not do enough with the
physical environment or even the atmosphere of the classroom. Atmosphere and
physical setting of course can exert strong influence on expression of
creativity. People tend to be the most creative when they are in a safe and
permissive environment.[…] Another disconcerting finding in Lee and Seo’s (in Press) research is that the teachers seemed to
define creativity in terms of actual products and productivity. That is an
objective perspective on creativity because you may be able to count products.
A similar finding supports the use of portfolios where students can compile
their accomplishments. This is a concern, however, because it may penalize the
students who need assistance the most. […] Most older adults (=teachers) become
less flexible in their thinking and tend to follow routines more and more. It
is as if they have more knowledge to draw from but rely on it rather than
mindfully developing new understandings.
Teachers can model creativity in
various ways. They can provide unconditional positive regard.[…] Teachers
should think divergently.[…] Teachers may discuss alternatives and thinking
divergently when they demonstrate or introduce a topic.
Squelchers:
we’ve
always done it that way! Too
risky!
Be
practical! It’ll
mean more work!
That’s
a waste of time It
will never work
Brainstorming;
Postpone
judgement
Produce
as many ideas as possible (quantity not quality)
Work
as a group, use someone else’s ideas to stimulate your own thinking
Creativity and meta-cognition
Meta-cognitive:
this includes self-reflection, self-monitoring, and conscious decisions about
how to react to experience.
EVALUATIE VAN HET BEELDENDE PRODUCT EN PROCES
Het werk dat de leerling gemaakt heeft kan door de
leerling zelf geëvalueerd worden, en door de docent. Door deze beoordelingen
naast elkaar te leggen en het product en het proces te bespreken leert de
leerling te reflecteren op het eigen proces.
A: Productcriteria: 1: Zichtbaar maken van de intentie/
bedoeling in het beeldend werk 2: Beeld & Vormgeving
(beeldaspecten/vormaspecten) 3: Materiaal en Techniek (technische
vaardigheden) 4: Eindwerk & Presentatie 5: Logboek: vormgeving |
A: Productcriteria: 1: 2: 3:
4: 5: |
B: Procescriteria: 6: Onderzoek (Doorzettingsvermogen in het
proces) 7: Inventiviteit (Verbeeldingsvermogen en
het durven nemen van risico) 8: Het kunnen hanteren van modellen (Leren
van anderen) 9: Capaciteiten t.a.v. Zelfevaluatie (Je
eigen sterke en zwakke punten kennen)
10: Logboek: inhoud (niveau/diepgang
in procesbeschrijvingen) |
B: Procescriteria: 6: 7: 8: 9: 10: |
Dit evaluatiemodel is
gebaseerd op het onderzoek van Professor Lars Lindström in ‘Criteria for assessing student performances in the Visual Arts’ –
Stockholm Institute of Education,
dept. of Visual Arts, Drama, Physical education, Music.
Naam leerling:
Inmiddels heb je een beoordelingsformulier
ontvangen, waarin je product, je proces en je logboek beoordeeld zijn.
Daarnaast ontvang je hierbij een sterkte/zwakte analyse van proces en product,
die je kunt gebruiken om nog gedetailleerder inzicht te krijgen hoe je je eigen creatieve proces en product kunt verbeteren.
Het creatieve proces: |
sterkte/zwakte analyse: |
Het creatieve proces: voorbereiden FASE1: Brainstormen over onderwerp = divergent denken &
actief zoeken & analyseren wat je probleemstelling is en eigenlijk
overal: ook in je eigen omgeving veel ideeën noteren in je logboek (ook
tussentijds dus niet alleen in de lessen ) |
Voorbereiding: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Brainstormen: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ |
Het creatieve proces: je eigen maken van het probleem + uitbroeden FASE 2: Alle mogelijke ontwerpideeën op papier zetten:
schrijven, tekenen, collages maken enz. enz. Op inspiratie moet je niet
wachten, maar je moet die actief zoeken.
In deze fase van het proces moet je gemotiveerd zijn. Dit is een heel
belangrijke fase in het creatieve proces. Je moet veel verschillende
uitgewerkte ontwerpplannen hebben in je logboek bij de tussentijdse
beoordeling. |
Ontwerpproces: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Ontwerpproducten: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Motivatie/aandacht: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ |
Het creatieve proces: inzicht FASE 3: Van de ideeën, kies je de 3 beste ideeën die je
verder gaat onderzoeken. Daarvoor ga je snelle schetsen maken (voor de vorm)
je gaat proeven doen voor materiaal/constructie/ techniek en kleur (niet
arbeidsintensief maar snelle proeven) Je blijft kijken naar wat er
uit je handen komt Je blijft denken over de
beste manier om het idee te visualiseren
- noteren in je logboek!!! Je blijft zoeken naar nieuwe
ideeën of invalshoeken die je op zou kunnen nemen in je ontwerp. |
Inzicht in eigen beeldend werk: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Inzicht in eigen creatieve proces: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Inzicht in eigen planning: Is heel goed Is goed is voldoende kan
beter aandachtspunt □ □ □ □ □ |
Het creatieve proces: verificatie
en elaboratie FASE 4: Dan stel je vast wat het beste ontwerp is: aan
welke eisen moest het ontwerp voldoen en je bepaalt of dit ook echt het beste
ontwerp is dat je kunt maken of dat er toch nog verbeteringen in moeten
komen. Het beste ontwerp ga je verder uitwerken. Dit kost veel tijd, zorg dat
je nu een goede planning maakt waarin je tegenvallers opneemt. Neem extra
tijd om alles goed af te werken en om het goed te presenteren |
Inzicht in criteria voor beste ontwerp: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Inzicht in uitvoering van het product: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ Inzicht in planning van het proces: Is heel goed Is goed is voldoende kan beter aandachtspunt □ □ □ □ □ |
Product: eigen doelstellingen voor het nieuwe
beeldende product |
(zelf invullen = reflectie) |
Proces: eigen doelstellingen voor het nieuwe
creatieve proces |
(zelf invullen = reflectie) |
Logboek: eigen doelstellingen voor het logboek |
(zelf invullen = reflectie) |
Uit: NRC Handelsblad, datum 31-01-2008; wetenschap,
pagina 11
Creativiteit is al
van te voren in brein zichtbaar
Mensen zijn klaar voor creativiteit - of niet.
Tenminste, psychologen hebben ontdekt dat hersenactiviteit in ruste al vóóraf
laat zien of mensen bij een taak die ze daarna krijgen een creatieve
oplossingsrichting zullen kiezen (met een plotseling inzicht) of een
analytische (met een gestaag vorderend inzicht). Dit schrijven Amerikaanse
psychologen en neurologen in de eerste aflevering van het tijdschrift Neuropsychologia van 2008.
De onderzoekers lieten hun proefpersonen na het opplakken
van hersenelektroden eerst zeven minuten wachten, met de aanwijzing ontspan
maar even. Pas daarna gaven ze de opdracht, het oplossen van anagrammen (eoboldver = voorbeeld). In het psychologische
creativiteitsonderzoek wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen twee
denkmethoden. Als creatief geldt half onbewust denken in losse associaties
waardoor de oplossing van een probleem vaak plotseling in één keer in het
bewustzijn verschijnt, het aha-moment. In eerder
onderzoek was al geconstateerd dat dat moment ook in
hersenscans duidelijk te zien is in een gedeelte van de rechter temporaal
cortex. De andere, analytische denkmethode kent een veel systematischer en
bewust zoeken, waarbij de oplossing niet in één keer plotseling, maar
geleidelijk aan in gedeelten verschijnt. Bij proefpersonen die de anagrammen
creatief oplosten bleek de rechterhersenhelft vooraf al actiever dan bij
proefpersonen die later systematici bleken te zijn. Ook was de visuele cortex
actiever bij de creatieven. Dit is te verwachten,
maar dat het al vooraf te zien was, is onverwacht. De rechterhersenhelft is
verantwoordelijk voor onbewuste associatieve informatieverwerking, de linker
staat meer voor taal, bewustzijn en systematiek. Of zo’n creatieve ruststand
een permanente eigenschap is of wordt bepaald door toevallige omstandigheden is
niet duidelijk, maar de onderzoekers vermoeden dat het een
persoonlijkheidskenmerk is.
in:
http://www.sciencedirect.com/science/journal/00283932 :
The origins of insight in resting-state brain activity - John Kounios Jessica I. Fleck, Deborah L. Green, Lisa Payne,
Jennifer L. Stevenson, Edward M. Bowden and Mark Jung-Beeman